Onderstaand artikel is op 16 februari verschenen in de Actuascan van spmt arista (evenwel zonder de instructieve foto).
Wifi is vandaag de dag haast niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Het datavolume dat via draadloze netwerken wordt doorgezonden, verdubbelt ieder jaar. Maar met de nieuwe technologie komen ook nieuwe onheilspellende berichten. Individuele onderzoeken zouden schade bij planten hebben aangetoond. Elektrohypersensitiviteit, oftewel een overgevoeligheid aan straling van technologische oorsprong, haalt ook regelmatig de pers. In Frankrijk wordt wifi uit voorzorg zelfs verboden in kindercrèches. Maar is wifi wel kankerverwekkend? En kan het je effectief ziek maken?
Wat is wifi ?
Wifi of IEEE 802.11 omvat een verzameling van standaarden voor draadloze netwerken. De wifi-standaarden gebruiken de 2,4 of de 5 gigahertzband. Dit betekent dat ze elektromagnetische stralen creëren van 2400 of 5000 megahertz en ze zitten daarmee in de groep van respectievelijk Ultra High Frequency of Super High Frequency. Deze bandbreedtes gebruikt men ook voor televisiesignalen, draadloze telefoons, magnetrons en satellietcommunicatie.
De golflengte van deze straling bedraagt 10 tot 1000 millimeter; ze behoren hiermee tot de niet-ioniserende straling.
Kankerverwekkend ?
Ioniserende elektromagnetische straling heeft een dermate hoge energie dat het DNA in de lichaamscellen kan beschadigen. Dit kan leiden tot kanker. Röntgenstraling (gebruikt bij medische beeldvorming) en ultraviolette straling (bij blootstelling aan zonlicht) zijn voorbeelden van zulke ioniserende straling. Wifi creëert niet-ioniserende stralen. Deze zijn niet sterk genoeg om DNA-schade aan te richten. Daarvoor is de golflengte gewoon te lang, en de energie te laag. Ze kunnen enkel opwarming veroorzaken. Om dat te vermijden, hanteert men bovendien zeer strenge veiligheidsgrenzen.
Er zijn letterlijk duizenden studies verricht naar een mogelijk kankerverwekkend effect van wifi. Meta-analyses (dit zijn grondige evaluaties van alle beschikbare gegevens) hebben tot dusver geen kankerverwekkend effect gevonden. Als men ooit via onderzoeken over zeer lange tijdspannes alsnog een verhoogde kans zou vinden op bepaalde vormen van kanker, dan zou dit sowieso een zeer klein relatief risico inhouden.
Overgevoeligheid ?
Jeuk, branderigheid, roodheid, vermoeidheid, duizeligheid, hoofdpijn, hartkloppingen en zich onwel voelen. Dit zijn de vaakst voorkomende klachten van mensen die een overgevoeligheid melden bij blootstelling aan niet-ioniserende straling. Het geheel van klachten noemt men elektrohypersensitiviteit.
De symptomen zijn er wel degelijk. Maar wanneer men in gecontroleerde studies deze mensen doet geloven dat ze worden blootgesteld aan wifi-straling terwijl dat niet zo is, dan ervaren ze dezelfde klachten. Het omgekeerde is evenzeer waar: wanneer ze niet weten dat ze tijdens het onderzoek aan wifi-straling worden blootgesteld, blijven ze volmaakt klachtenvrij.
Dit fenomeen is het duistere broertje van het placebo-effect: het nocebo-effect. Wanneer men gelooft dat iets schadelijk is, dan gaat men dat ook als dusdanig ervaren. Deze mensen kan men helpen met cognitieve gedragstherapie, waarbij men leert omgaan met de ongegronde angst. Helaas werken sensatiebeluste persberichten en persisterende complottheorieën een correcte berichtgeving tegen. Hierdoor blijven mensen die aan zulk een aandoening lijden, geloven in een fysische oorzaak van hun klachten.
Conclusie
Meta-analyses vinden geen verband tussen blootstelling aan wifi-straling en kanker, hart- en vaatziekten of invloed op het immuunsysteem. Dit wilt niet zeggen dat men zulk een verband nooit zal vinden, maar de kans wordt wel heel klein.
Een overgevoeligheid aan elektromagnetische straling is onomstotelijk bewezen een nocebo-effect; er is geen objectief verband tussen straling en klachten.
Het is dus nergens voor nodig om het gebruik van wifi op de werkplaats, in scholen of op kindercrèches aan banden te leggen. Zulke acties zijn niet gebaseerd op wetenschappelijk gefundeerde feiten, maar op een ongegronde angst voor technologie.