De zomer van 2000. Samen met twee vrienden, Lode en Dirk, ben ik aan het rondreizen in Peru en Bolivië. Zonder echt vooropgestelde agenda trekken we met vliegtuig, trein, bus en te voet doorheen de ruige hoogvlaktes van de Andes. Als eerste bestemming wagen we ons de ochtend na onze aankomst in Cusco aan de driedaagse Inca Trail; het beroemde pad naar Macchu Picchu. In een begeleide groep reizen we op hoogtes tot 4000 meter doorheen indrukwekkende verzichten en microklimaten. En ik haat haat HAAT elk moment ervan. De begeleide groep op de Inca Trail. Ik ben de derde van rechts. "You are here one day?" vraagt de Japanse student ons verbijsterd, wanneer we met het busje naar de vertrekplaats hotsen. "Me third day, to prepare." Het reisadvies was ook om ten minste twee dagen op voorhand ter plaatse te blijven, om te kunnen acclimatiseren aan de hoogte. We hebben de avond ervoor wel al gemerkt dat er iets gaande is, toen Lode en ik om een onduidelijke re