Doorgaan naar hoofdcontent

Tarificatie externe diensten - Een schoolvoorbeeld

Met het nieuw KB Tarificatie dat zal ingaan vanaf 1 januari 2016 en het KB met wijzigingen van bepalingen van het gezondheidstoezicht, komt een grondige wijziging van de berekening van de tarieven van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (zie ook een aantal eerdere blogposts). Voor een aantal bedrijven leidt dit ook tot een grote kostenstijging of -reductie.

Momenteel is de kost van de externe dienst berekend op de individuele risicoprofielen van de werknemers, en de periodiciteit van het arbeidsgeneeskundig gezondheidstoezicht dat hieraan gekoppeld is. Zo betaalt de werkgever jaarlijks ongeveer 120 Euro voor elke jaarlijks onderworpen werknemer, 120/3 Euro en 120/5 Euro voor elke respectievelijk 3- en 5-jaarlijks onderworpen werknemer, en 120/7 Euro voor alle niet-onderworpen werknemers.

Vanaf 2016 betaalt de werkgever één vast minimumtarief per werknemer, op basis van hun hoofdactiviteit, zoals aangeduid door hun NACE-code, en hun grootte. Bedrijven met meer dan 5 werknemers betalen een standaardtarief van 87 Euro per werknemer of een verlaagd tarief  van 52 Euro. Bedrijven met 1 tot en met 5 werknemers betalen een standaardtarief van 55 Euro of een verlaagd tarief van 35 Euro.

Bedrijven zonder interne preventieadviseur (dus bedrijven van de legale assen C- en D) krijgen alle activiteiten MED + PSY binnen dit formaat, behalve (voor bedrijven met 1-5 werknemers) het voorafgaand en periodiek onderzoek = 77,53 Euro en de psychosociale interventies vanaf het moment dat de identiteit van de aanvrager gekend gemaakt wordt bij de werkgever.

Bedrijven met een interne preventieadviseur niveau I of II (dus bedrijven A, B en C+) krijgen geen forfaitair basispakket. Wel krijgen ze preventie-eenheden. Per betaald bedrag van 150 Euro krijgt men één eenheid. Voor de uurberekening komt hier een correctie op, afhankelijk van het ter beschikking gestelde profiel. Een preventieadviseur niveau I wordt berekend aan 100%, een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer aan 125%, en een preventieadviseur niveau II of een verpleegkundige aan 75%.

Wanneer je preventie-eenheden zijn opgebruikt, kun je bijkomende dienstverlening betalen aan 115 Euro per uur, met dezelfde wegingsfactoren van hierboven.


Maar wat betekent dit concreet?

Stel, je bent een scholengroep met 10 scholen en, oh laat ons een volledig ad random getal nemen: 173 werknemers.

Hiervan zijn in het huidige systeem gemiddeld 70% niet onderworpen: leerkrachten zonder specifieke chemische, biologische of fysische risico's. Dus: 121 werknemers aan 17,22 Euro per werknemer = 2084 Euro.
Van de overige 30% zullen we aannemen dat de helft onderworpen is aan het risico beeldschermwerk (dus werknemers jonger dan 50 jaar hebben een 5-jaarlijkse onderworpenheid, ouder dan 50 jaar een 3-jaarlijkse onderworpenheid). De kost van deze 26 werknemers komt ruwweg overeen met 784 Euro.
De resterende 26 werknemers zullen we voor deze denkoefening een jaarlijkse onderworpenheid meegeven: de technische leerkrachten, de  onderhoudswerknemers. Kost: 3136 Euro.
Voor elke al dan niet onderworpen werknemer krijg je 10 minuten tijdskrediet, die je kunt opgebruiken voor tweedelijnsactiviteiten risicobeheersing. Voor de scholengroep vertaalt dit zich in een kleine 29 uur tijdskrediet. Deze kosten normaal gezien 103,37 Euro per uur. Het houdt dus een extra voordeel in van 2980 Euro.
Financiële eindafrekening: ca. 6000 Euro voor de consultaties, bedrijfsbezoeken en 29 uur tweedelijnsactiviteiten risicobeheersing. 


En nu maken we de balans op van het nieuwe systeem.
*Update 26/05 Er staat een fout in de NACE overzichtstabel, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Onderwijs valt onder verlaagd tarief. De berekeningen heb ik hiernaar aangepast.
 

De NACE-code van een school zit in de groep 85. Dit houdt een verlaagd tarief in van 52 Euro per werknemer. Voor 173 werknemers komt dit overeen met ca. 9000 Euro.
Hier komt géén tijdskrediet bovenop. Wel kan de school gebruik maken van preventie-eenheden. Per betaald bedrag van 150 Euro krijg je één eenheid. De school kan dus beschikken over 60 preventie-eenheden. Elke activiteit van zowel het medisch departement als het departement risicobeheersing, zit hierin vervat. Met andere woorden: de onderzoeken en bedrijfsbezoeken worden hier ook van afgetrokken.

De tien te bezoeken scholen kosten je tien maal vier uren arbeidsgeneesheer (voorbereiding, bezoek en verslag). Een PA-AG wordt berekend aan 125%; je bent dus al 50 van je 60 preventie-eenheden kwijt.
De werknemers met het risico beeldschermwerk moeten niet meer op periodieke gezondheidsbeoordeling komen. De 26 jaarlijks onderworpen werknemers wel. Aan een kwartier per werknemer ben je minimaal 13 eenheden kwijt (125% voor de arbeidsgeneesheer PLUS 75% voor de verpleegkundige). De spontane consultaties en consultaties voorafgaand aan de werkhervatting mag je ook niet vergeten, zeker gezien de werknemers deze vanaf heden rechtstreeks aan de arbeidsgeneesheer mogen aanvragen. Het aantal spontane raadplegingen is de laatste drie jaar sowieso al bezig met een explosieve toename (daar heb ik het in oktober van vorig jaar nog over gehad). 16 spontane raadplegingen op een jaar is geen onrealistische inschatting; dit kost nog eens 8 eenheden.
Voor het gemak laat ik de comitévergaderingen en overige overlegmomenten hier buiten beschouwing.
Zodoende kom je dus al 11 preventie-eenheden tekort. Deze uren kun je wel bijkomend betalen, maar dat betekent dus nog eens 1265 Euro.

Wil je een gelijkaardige dienstverlening als in het huidige systeem, dus met nog eens 29 uren tweedelijnsactiviteiten zoals risicoanalyses, werkpostbezoeken en dergelijke meer, dan moet je hierboven nog 3335 Euro ophoesten.

Financiële eindafrekening: ca. 13500 Euro voor de consultaties, bedrijfsbezoeken en 29 uur tweedelijnsactiviteiten risicobeheersing.


De scholen zullen dus 125% extra moeten betalen voor een gelijkaardige dienstverlening; in dit voorbeeld 13.500 Euro i.p.v. 6.000 Euro.


Wat zou ik doen als werkgever doen?

Ik zou al beginnen met te onderhandelen over de bedrijfsbezoeken. Is een arbeidsgeneesheer nu echt nodig? Een preventieadviseur niveau 2 is al ruimschoots voldoende voor de basisscholen, en het kost me al bijna de helft minder. Een jaarlijks bezoek is misschien ook teveel van het goede. De Co-Prev richtlijnen zeggen trouwens al dat één maal om de drie jaar volstaat. De kost wordt dan nog eens gedeeld door drie. En vier uur voor een bedrijfsbezoek? Op een uurtje heb je alles toch wel gezien zeker; neem dan nog een extra uur voor de verplaatsing en het verslag, dan heb je toch ook weer de verbruikte preventie-eenheden verder gehalveerd.

De consultaties dan. Geeft het voor die 26 werknemers écht een meerwaarde om ze jaarlijks de revue te laten passeren? Toch eens laten beoordelen aan de hand van een risicoanalyse van de werkposten. Het nieuw KB laat toe dat er ook onderzoeken zonder arbeidsgeneesheren uitgevoerd worden. Een screening door een verpleegkundige zal ook al goed zijn zeker, behalve dan voor de écht moeilijke dossiers en voor bijvoorbeeld de veiligheidsfuncties. En is een kwartier per werknemer nu echt wel nodig? Laat ze gewoon even tien minuutjes langsgaan - aan zes onderzoeken op een uur in plaats van vier bespaar ik weer 50% op deze deelfactuur. Aan de externe dienst om me te overtuigen waarom een kwartier nodig is, en waarom ik niet naar de andere externe dienst zou gaan die wél wilt meegaan in dit verhaal.

Zo komen al een hoop extra preventie-eenheden vrij, naar believen te besteden. Een psychosociale risicoanalyse is misschien nuttig, of een ergonomisch advies rond het nieuwe schoolgebouw. En wanneer de externe dienst haar werk niet doet, dan kan ik volgens de nieuwe wetgeving een kwijtschelding van de al betaalde forfaitaire bijdrage eisen.


Conclusie

Dat zijn de zin en het gevaar van de nieuwe wetgeving. Aan de ene kant wordt de werkgever aangespoord om de beschikbare uren van de externe dienst nuttiger te besteden, en voor de externe dienst zijn er échte consequenties bij een gebrekkige dienstverlening. Aan de andere kant doemt het gevaar op dat er meer aandacht wordt besteed aan kwantiteit dan aan kwaliteit.

Bovendien kunnen de werkgevers die in het nieuwe systeem meer moeten betalen en de hele heisa niet zien zitten, het hele systeem kortsluiten door zelf een medisch departement op te richten dat deel uitmaakt van de eigen (gemeenschappelijke) interne dienst. Blijven de bedrijven over die minder zullen moeten betalen, maar waarvoor meer dienstverlening wordt gevraagd van de financieel toch aan nauw bemeten externe diensten.


Ik ben benieuwd hoe het preventielandschap er in België er binnen anderhalf jaar uit zal gaan zien, en hoeveel externe diensten de komende storm zullen doorstaan. Zal ik mijn profiel op Linked In alvast maar wat gaan oppoetsen?

Populaire posts van deze blog

Nieuwe publicatie: Verzameling van de rechtspraak over psychosociale risico's op het werk (2016-2023)

In een gezamenlijke inspanning hebben de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de FOD Werkgelegenheid en academici een uitgebreide verzameling samengesteld van rechtspraak gerelateerd aan psychosociale risico's op het werk. Dit document, dat de periode van 2016 tot 2023 beslaat, biedt inzicht in hoe rechtbanken omgaan met de gewijzigde wetgeving sinds 2014 over deze materie. Het is bedoeld om preventieadviseurs en anderen die met deze problematiek te maken hebben, direct naar relevante casussen en thema’s te leiden. Afbeelding: Studievoormiddag van de FOD Werkgelegenheid. Bron: Youtube. De toenemende relevantie van psychosociale risico's Met een historisch hoog aantal langdurig afwezige werknemers in België, onderstrepen psychosociale risico's op het werk – zoals stress, burn-out, en pesterijen – de noodzaak voor een effectieve aanpak en preventie. De wet van 4 augustus 1996, die werknemersbescherming biedt, en de significante wijzigingen in de wetgeving si

Controles op veiligheid van opblaasbare attracties

Opblaasbare attracties zoals springkastelen zijn een populaire aanvulling op ( bedrijfs )evenementen, maar recente incidenten en controles hebben veiligheidsproblemen aan het licht gebracht. Deze zorgen hebben geleid tot een aankondiging door de FOD Economie om toekomstige evenementen strenger te gaan controleren.   Veiligheidsrichtlijnen en regelgeving Aanbieders van opblaasbare structuren, zoals springkastelen en obstakelparcours, moeten de veiligheid van hun diensten garanderen. Dit houdt in dat zij zich moeten houden aan specifieke regelgeving, waaronder het Koninklijk Besluit betreffende de uitbating van speelterreinen en het Koninklijk Besluit voor de organisatie van actieve ontspanningsevenementen. Deze wetten stellen duidelijke eisen aan de veiligheid en het toezicht op deze attracties.   Veelvoorkomende veiligheidsproblemen Enkele van de meest zorgwekkende bevindingen door de FOD Economie omvatten: Onvoldoende schokdemping: Een geschikte schokdempende ondergr

Moderne lotusvoeten

Vandaag verscheen een artikel op VRT NWS , dat schoenen met hoge hakken (voorlopig) lijken te hebben afgedaan. Nu kan ik eindelijk een tekst die ik al sinds begin 2020 als "draft" heb staan, publiceren! Wanneer we lezen over de praktijk van het voetinbinden in het oude China, gruwelen we van zulke barbaarse martelpraktijken. Hoe heeft een schoonheidsideaal ooit in zulke mate kunnen ontsporen? Nochtans bezondigen wij ons aan gelijkaardige praktijken, alleen is het moeilijker om zulke dingen objectief te beoordelen, wanneer je zelf in die cultuur verweven zit. Voetinbinden Ik ga dit cultureel gegeven toch even kaderen. De praktijk van voetinbinden heeft zich in China ontwikkeld tijdens de Tang-dynastie (618-907 na Chr.). Het hield in dat men bij jonge meisjes de voeten omzwachtelde. De vier kleine tenen werden naar binnen geplooid en braken uiteindelijk vanzelf. De grote teen bleef recht. Het resultaat was een "lotusvoetje". Dit gold als een teken van wels