Onlangs zat ik in een vergadering, en was een collega-arts een excel spreadsheet aan het tonen waarbij er een aantal beperkingen werden opgesomd. "Geen wapendracht" was een van die beperkingen, en ik kreeg een flashback naar een consultatie van meer dan tien jaar geleden.
De politieman zit keurig op het stoeltje in de kleedruimte. Hij heeft zich niet ontkleed, maar dat moet ook niet. Hij is door zijn directie op onderzoek gestuurd, een "onderzoek op vraag van de werkgever," na een incident.
Ik vind hem onmiddellijk sympathiek. Het is een jonge, struise man, gladgeschoren, knap uiterlijk; het beeld van de ideale schoonzoon. Hij geeft beleefd een hand, geen zweem van arrogantie. Hij overhandigt de brief van zijn directe chef.
Blijkbaar is er een incident gebeurd, waarbij zijn chef heeft besloten zijn wapen te ontnemen. Ik zal in de volgende vijftien minuten moeten oordelen of hij opnieuw zijn wapen mocht dragen.
Op mijn verzoek gaat hij zitten. "Oh, ik ziet hier echt verveeld mee," zegt hij met een verontschuldigend lachje.
"Neem gerust je tijd," geef ik aan. "Alles wat je vertelt, valt onder het medisch beroepsgeheim."
Dus begint hij zijn verhaal.
"Het is eigenlijk behoorlijk dom dat het in deze mate geëscaleerd is," verzekert hij me. "Maar als agent sta je onder behoorlijk wat stress, je komt nogal wat tegen. Onregelmatige uren, het legt ook druk op je huwelijksleven. Eva - dat is mijn vrouw, Eva en ik hadden enkele dagen terug een wat verhitte discussie... niets fysiek hoor," onderbrak hij zichzelf snel, "maar we hadden allebei onze stem nogal verheven. We wonen in een appartement met dunne muren, en een van de buren heeft de politie gebeld. Je kunt je wel voorstellen hoe gênant het was, toen ik de deur opendeed en een van mijn collega's aan de deur stond. Hij moest sowieso een pv opstellen, en dat was dat. Bij een dergelijk voorval moet je je wapen inleveren, en is een evaluatie nodig."
Ik leef mee met de jonge man. Hoe vervelend! Ik heb het formulier voor de gezondheidsbeoordeling al klaargemaakt om af te printen, uiteraard zal ik hem wederom geschikt verklaren voor wapendracht. Het is niet alleen het sociaal stigma, ook financieel heeft dit gevolgen. Je mag geen interventies doen, dus val je ook buiten de boot voor de hieraan gekoppelde premies.
"Moet er dan ook geen psychologische evaluatie gedaan worden?" vraag ik nog. "Ja, antwoordt hij, die is ook al gebeurd, en die was goed." Hij glimlacht wat schaapachtig.
"Oh ok," antwoord ik, al klikkend door zijn dossier. Bij de bewaarde documenten zie ik dat zijn evaluatie effectief is uitgevoerd en als pdf is opgeladen in het dossier. Ik had het misschien beter op voorhand gelezen, bedenk ik nog, maar bij deze... ik scan doorheen het document. Narcissistische karaktertrekken... manipulatieve neigingen... Hmm. Ik twijfel; dit is toch niet wat ik verwacht had. Maar geen uitspraak of hij al dan niet geschikt is voor wapendracht.
De politieman wiebelt wat onrustig op zijn stoel, alsof een onzichtbare erwt in de zitting hem ervan verhindert om een comfortabele positie te vinden. "Is er een probleem?"
"Euh, neuh," zeg ik aarzelend... "Ik heb hier het verslag van je psychologische evaluatie."
"Wat?!" Een scherpe uitspraak, een staalharde blik. Dit komt als een totale verrassing voor hem. Weg is de charmante jongeman, ik zie plots een heel andere kant van de man.
"... ja," ga ik verder. En het is toch niet helemaal positief..."
Hij zwaait zijn hand korzelig naar het scherm, als naar een vervelende vlieg. "Dat stelde ook niets voor," zei hij geërgerd. "Dat was een onnozel kiekske dat het interview aflegde, die begreep er niets van."
Ik knik inschikkelijk. "Dat begrijp ik," geef ik aan.
"Ik bedoel," gaat hij verder, "een meiske van twintig jaar, wat weet die nu van politiewerk? Nog groen achter haar oren, en die gaat oordelen of ik een wapen mag dragen?" Hij zucht luid en sluit even zijn ogen. "Allemaal omdat Eva het nodig vond om mijn collega's op te bellen. Wat een ellende."
"Waren het niet de buren?" vraag ik.
"Wat?!"
"Zei je niet eerder dat het de buren die de politie hadden gebeld?"
Hij reageert niet, kijkt me aan alsof ik plots in een vreemde taal ben overgegaan.
"De dunne muren... omdat jullie je stemmen verheven hadden..." ga ik verder.
"Ja kijk, niet dat het uitmaakt, maar het was Eva die mijn collega heeft opgebeld. Ze heeft zijn nummer op haar gsm, en vond het nodig om hem te bellen, enkel om mij te treiteren. Ik had het daarnet niet gezegd, omdat het extra vernederend is, dat begrijp je toch wel." Hij kijkt me intensief aan, me uitdagend om het oneens te zijn.
Het begint onaangenaam warm te worden in het lokaal. "Uiteraard," antwoord ik snel.
Hij ontspant zichtbaar. "Vrouwen hè," zegt hij schamper. "Eva is me al maanden aan het jennen. Ze brengt me opzettelijk in diskrediet bij mijn collega's. Wilt ze nog doen uitschijnen dat zij het slachtoffer is. Zij!"
"Tss," zeg ik, ongemakkelijk.
Plots buigt hij zich voorover, schuift de stoel dichter naar mijn bureau, alsof we afgeluisterd zouden kunnen worden. "Weet je," zegt hij in een hese fluisterstem, "dat ik enkele weken terug in de vuilniszakken lege blisterverpakkingen van geneesmiddelen heb gevonden? Ik denk dat ze me probeert te vergiftigen."
"Weet je," zeg ik, ondertussen druk typend, "inderdaad best dat je dit met je collega's bespreekt. Nu, op basis van het psychologisch verslag kan ik je momenteel helaas niet geschikt verklaren voor wapendracht." Ik druk het formulier gezondheidsbeoordeling af, en overhandig het aan hem. Hij kijkt me giftig aan, en zonder nog een woord te zeggen staat hij op, verlaat het lokaal en smijt de deur loeihard achter zich dicht.