Herinnert u zich nog dat verschrikkelijk ongeval in Kortenberg, van een tijdje geleden? Een vrachtwagen reed een bankkantoor binnen, en hierbij kwam een meisje van twee jaar om. Omdat ik zelf vader ben van twee jonge meisjes, greep dit nieuwsbericht me bij de keel.
Nadien blijkt de trucker een epilepsiepatiënt te zijn. Onmiddellijk wordt zijn rijgeschiktheid voor een periode van drie maanden ingetrokken. Hoe is het mogelijk dat hij medisch geschikt verklaard werd, vraagt men zich af.
De dokter van de vrachtwagenchauffeur bevestigt hierop dat de man al 25 jaar gekend is met epilepsie, maar dat zijn laatste aanval dateert van 10 jaar geleden. Ik stel me de vraag of het delen van zulke informatie geen schending is van het beroepsgeheim, maar daar ga ik hier niet op focussen.
Dit verhaal doet me denken aan gelijkaardige dossiers. Komt een werknemer op werkhervattingsonderzoek. Ziek omwille van epilepsie, of suikerziekte, of een hartinfarct. En nogal eens blijkt dat deze werknemer gewoon verder met de auto heeft mogen rijden van zijn behandelende huisarts en/of specialist. Vooral bij suikerziekte en hartinfarcten, minder bij epilepsie. En des te meer bij 'banalere' aandoeningen zoals slaapapneu of een medicamenteus behandelde depressie.
Ik begrijp dat ergens, hoor. Je focus ligt als behandelende arts op de patiënt, en zijn of haar herstel. Je staat er niet bij stil dat die patiënt ook met een auto rijdt en dat er na een ernstige aandoening tijdelijk beperkingen gelden. Niet alleen voor beroepsmatige chauffeurs (groep 2), maar voor iedereen met een rijbewijs (groep 1). Of misschien denk je: ach, die arme ziel heeft nu al zoveel op zijn boterham, ga ik nog even zijn rijbewijs afpakken ook? Hoe geraakt zij dan tot aan het ziekenhuis voor zijn onderzoeken? Wat met de dagdagelijkse boodschappen?
Af en toe verklaar ik een werknemer ongeschikt voor een veiligheidsfunctie (zoals rijden met een heftruck) of voor rijden op de openbare weg. Hartinfarct doorgemaakt? Dan heb ik een verklaring nodig van een cardioloog dat hij of zij weer beroepsmatig mag rijden, en sowieso pas na minstens drie maanden.
Epilepsie? Enkel als het eenmalig was, of gestopt is na de leeftijd van 15 jaar, en dan nog onder strikte voorwaarden, en met een verslag van een neuroloog. Suikerziekte? Enkel mits strikte therapietrouw, een stabiele aandoening onder geregeld toezicht, en een verslag van een endocrinoloog. Slaapapneu? Als je minstens een maand gestart bent met een succesvolle behandeling, bevestigd door een neuroloog.
Zo gaat het door, voor tal van andere aandoeningen. En dan heb ik het nog niet eens over het gebruik van geneesmiddelen. Zelfs bij middeltjes tegen de hooikoorts moet je stilstaan bij de effecten op de rijvaardigheid.
De reacties van de werknemers vallen heus mee. Ja, men vindt het soms vervelend, men vreest voor de jobzekerheid, men stelt zich vragen rond de praktische aspecten. Maar met slaande deuren is nog niemand vertrokken. Zelfs niet in die enkele gevallen waarbij ik het nieuws moest brengen dat ze waarschijnlijk nooit meer met een vrachtwagen of bus zullen mogen rijden, en ze zich via de VDAB kunnen heroriënteren naar een nieuwe job.
Want die mensen beseffen het uiteindelijk ook: het is niet enkel het welzijn van de patiënt zelf waar je als arts rekening mee dient te houden. Je moet ook denken aan de passagiers, aan andere gebruikers van de openbare weg, en last but not least, aan kinderen van twee jaar die nietsvermoedend met hun papa in de rij aan het loket van een bankkantoor staan te wachten.
Dit artikel is op 22 mei 2018 als column verschenen in de Artsenkrant.