Op datum van schrijven (7 juni 2020) bedraagt het aantal bevestigde SARS-CoV-2 besmettingen in België 59.072. Maar het aantal effectieve besmettingen ligt een tienvoud hoger. Ik licht dat hieronder in meer detail toe.
Om te beginnen, het aantal bevestigde besmettingen met het SARS-CoV-2 virus. De officiële cijfers worden bijgehouden door Sciensano, en ze zijn ook terug te vinden op de website van de Johns Hopkins universiteit. Na een redelijk steile toename vanaf midden maart en in april, is het aantal nieuwe besmettingen min of meer gestabiliseerd.
Dit zijn echter niet alle besmettingen. Zeker bij aanvang werden enkel mensen die ernstig ziek waren of mensen in de zorgsector gecontroleerd. Bij mensen met milde symptomen werd omwille van een tekort aan testmateriaal enkel uitgegaan van een vermoeden van besmetting, maar ze werden niet meegeteld.
Sinds enkele weken is men ook begonnen met het testen van mensen met milde symptomen, maar ook dit geeft niet het volledige beeld: zoals eerder al is gebleken bij steekproeven, zijn er tal van mensen die besmet (en besmettelijk) zijn, maar zelf geen symptomen vertonen. Dit is nog het vaakst het geval bij kinderen en jongvolwassenen.
Hoe dit te objectiveren?
Sinds 30 maart bezorgt het Rode Kruis elke twee weken reststalen van bloeddonaties aan Sciensano. Zij onderzoeken of bloeddonoren antistoffen hebben tegen het virus. Ook al zijn dit slechts steekproeven op telkens een 1000-tal mensen, toch geven deze serologische testen een vollediger beeld van de effectieve besmettingen dan de PCR-testen bij symptomatische mensen.
Uit deze cijfers blijkt dat 4,7% van de mensen die bloed geven, antistoffen tegen het virus heeft. De laatste cijfers dateren van 13 mei.
Aan de ene kant is dit ontmoedigend weinig, want voor een groepsimmuniteit heb je cijfers nodig van minstens 50% en liefst meer dan 70%, mensen die de ziekte hebben doorgemaakt, hierdoor immuun zijn, en de ziekte dus zelf niet verder kunnen verspreiden. 5% van de mensen met antistoffen, dat betekent dus 95% die het nog niet heeft doorgemaakt, en dus potentieel ook besmet kan worden.
Aan de andere kant is dit gevoelig veel meer dan verwacht op basis van de bevestigde gevallen. Want 4,7% doorgetrokken op een bevolking van 11 miljoen mensen is iets meer dan een half miljoen mensen. Het aantal bevestigde gevallen bedroeg op 13 mei echter 55.126.
Het reëel aantal besmettingen ligt dus een grootteorde hoger dan het bevestigd aantal. De bovenste grafiek geeft de evolutie van de bevestigde en geschatte besmettingen weer.
Wat betekent dit?
1. Lang niet alle besmettingen zijn gedetecteerd: men heeft negen op de tien gevallen "gemist". Met de betere opvolging en de contact tracing is dit wel al gebeterd: midden april bedroeg de verhouding nog 13,3, midden mei was dat gedaald naar 9,4. Het zal in de komende maanden zeker heel belangrijk blijven om alle mogelijk besmettelijke mensen te gaan testen, om hen wanneer nodig af te zonderen.
2. De mortaliteitsgraad van COVID-19 ligt een grootteorde lager: dit is het goede nieuws, want het aantal doden wordt berekend op het aantal bevestigde gevallen. Momenteel 9.580 overlijdens, op 59.072 besmettingen geeft dat een mortaliteitsgraad van 16%. Maar op ruim een half miljoen besmettingen, is dat eerder 1,7%.
Ook nog dit: het aantal bloeddonoren met antistoffen tegen het coronavirus is niet meer gestegen sinds de metingen midden april, zie ook in onderstaande grafiek. Antistoffen zijn in het bloed terug te vinden vanaf een 2-tal weken na een besmetting.
Het aantal bevestigde gevallen is wel nog blijven toenemen. Maar dit is dus te verklaren door een beter opsporen van nieuwe besmettingen, zeker in het begin werden er heel veel gemist. Het betekent echter ook dat de effectieve exponentiële toename in België al min of meer "achter de rug" was sinds midden april.
Er is nog veel dat we niet weten over dit virus, en we hebben bij lange nog geen sluitend opsporings- en opvolgingsmechanisme. Het doelmatig en regelmatig testen van iedereen zal dus een heel belangrijke focus worden in de komende maanden.