De maatregelen hangen af van de leeftijd van het kind. Een kort overzicht.
Onder de 6 jaar worden de kinderen doorgaans niet getest. Ze worden beschouwd als een bevestigd geval. Het zieke kind blijft thuis tot er geen koorts meer is en de klachten beter zijn. Men beschouwt het besmettingsrisico wel als laag, dus voor de rest van de klas én voor de huisgenoten zijn geen bijkomende tests of quarantaine nodig.
Uitzondering hierop is wanneer het kind zo ziek is dat een ziekenhuisopname nodig is, of als er een huisgenoot is met een hoog risico op complicaties bij besmetting. Is deze test positief, dan moeten de huisgenoten in quarantaine. De klasgenootjes niet, maar de ouders worden wel op de hoogte gebracht.
Wordt er vervolgens binnen de twee weken een tweede klasgenootje ziek, dan wordt dat kind wel getest, en als die test positief is, dan moet de ganse klas alsnog in quarantaine.
Kinderen van 6 tot 12 jaar (dus kinderen in het lager onderwijs) worden getest. Maar bij een positieve test beschouwt men het risico op besmetting bij de klasgenootjes als laag. Dus die moeten niet getest worden, en zolang ze geen symptomen ontwikkelen, moeten ze ook niet in quarantaine. Idem wanneer de leerkracht positief test, trouwens. De huisgenoten van het zieke kind moeten wel in quarantaine en worden getest.
Voor kinderen van 12 tot 18 jaar (dus kinderen in het secundair onderwijs) wordt voor de evaluatie van het besmettingsrisico dezelfde classificatie gebruikt als bij volwassenen, met hoog- en laagrisicocontacten.
Men beschouwt een leerling als hoogrisicocontact wanneer die een gecumuleerde contacttijd had van minstens 15 minuten binnen een afstand van minder dan 1,5 meter. Die moet dan in quarantaine gaan en worden getest. Alle overige klasgenoten niet. Ook de huisgenoten van het zieke kind moeten in quarantaine en worden getest.
Uitgebreide info met de volledige richtlijnen en beslissingsbomen zijn beschikbaar op