Niet de meest toegankelijke titel, ik geef het toe. Het zijn de afkortingen voor een aantal meetmethodes van overgewicht en het hieraan gekoppelde cardiovasculaire risico.
De meest bekende afkorting is natuurlijk de BMI, de body mass index. Dit is een heel eenvoudige manier om (over)gewicht te gaan bepalen. Je deelt je gewicht (in kilogram) door je lengte (in meter), en dan deel je dit getal nog eens door je lengte (weer in meter). Het getal dat je bekomt moet tussen de 18 (18,5 volgens dan weer andere bronnen) en 25 liggen. Je ideaal gewicht heb je bij een BMI van 22. Heel eenvoudig. Je moet niet gaan corrigeren voor leeftijd of geslacht. Simple comme bonjour.
Maar het is natuurlijk niet altijd zo simpel. Een afgetrainde bodybuilder bijvoorbeeld gaat volgens de BMI overgewicht hebben, terwijl dat natuurlijk niet zo is. Nu zijn de meeste mensen geen Schwarzeneggers, waardoor de BMI wel heel bruikbaar is voor grootschalige onderzoeken. Maar bij individuele metingen kan deze index soms tekortschieten.
Meer en meer verklaren onderzoekers in de medische wetenschappelijke literatuur dat de WHR, de waist-hip ratio, nog het best het cardiovasculair risico gaat evalueren. Want het is vooral abdominaal vet dat cardiovasculair risico inhoudt. De WHR is de verhouding van de buikomtrek (ter hoogte van de navel, de buik ontspannen!) tot de heupomtrek. Die verhouding moet minder zijn dan 0,95 voor mannen en 0,80 voor vrouwen. Ja, ik weet het. De ratio is strenger voor vrouwen. Deal with it.
Deze ratio bepaal ik echter nooit, omdat 1. het programma waarmee ik werk me niet toelaat deze waarde in te geven, en 2. omdat de meeste mensen hun broek aanhouden bij het onderzoek (zoals in mijn verzuchting in "Functioneel naakt"), wat het bepalen van de heupomtrek behoorlijk bemoeilijkt. En eigenlijk ook 3. omdat het teveel werk is.
Een gulden middenweg is het bepalen van enkel de buikomtrek. In de angelsaksische literatuur wordt dit de "waist circumference" genoemd, de WC. De buikomtrek (dus ter hoogte van de navel, ook weer met de buik ontspannen) moet minder zijn dan 94 cm bij mannen of 80 cm bij vrouwen. Deze waarde bepaal ik soms wel, ook omdat het kadert in een vergelijkend onderzoek tussen personeelsleden van twee verschillende stadsbesturen. De meetmethode heeft voor mij wel een belangrijk praktisch nadeel. Ik moet me vooroverbuigen tot op navelhoogte, en dan om de buik van de werknemer reiken om de meetlint om de buik heen te slaan. Dit is geen probleem bij anorexische topmodellen, maar bij moddervette vrachtwagenchauffeurs moet ik bijna mijn neus tegen hun bezwete hangbuik duwen om mijn meetlint om de buik heen terug vast te kunnen grijpen. Leuk.
Maar bon. De BMI, de WHR en de WC zijn dus, in een notendop, de belangrijkste methodes om overgewicht te evalueren.
De meest bekende afkorting is natuurlijk de BMI, de body mass index. Dit is een heel eenvoudige manier om (over)gewicht te gaan bepalen. Je deelt je gewicht (in kilogram) door je lengte (in meter), en dan deel je dit getal nog eens door je lengte (weer in meter). Het getal dat je bekomt moet tussen de 18 (18,5 volgens dan weer andere bronnen) en 25 liggen. Je ideaal gewicht heb je bij een BMI van 22. Heel eenvoudig. Je moet niet gaan corrigeren voor leeftijd of geslacht. Simple comme bonjour.
Maar het is natuurlijk niet altijd zo simpel. Een afgetrainde bodybuilder bijvoorbeeld gaat volgens de BMI overgewicht hebben, terwijl dat natuurlijk niet zo is. Nu zijn de meeste mensen geen Schwarzeneggers, waardoor de BMI wel heel bruikbaar is voor grootschalige onderzoeken. Maar bij individuele metingen kan deze index soms tekortschieten.
Meer en meer verklaren onderzoekers in de medische wetenschappelijke literatuur dat de WHR, de waist-hip ratio, nog het best het cardiovasculair risico gaat evalueren. Want het is vooral abdominaal vet dat cardiovasculair risico inhoudt. De WHR is de verhouding van de buikomtrek (ter hoogte van de navel, de buik ontspannen!) tot de heupomtrek. Die verhouding moet minder zijn dan 0,95 voor mannen en 0,80 voor vrouwen. Ja, ik weet het. De ratio is strenger voor vrouwen. Deal with it.
Deze ratio bepaal ik echter nooit, omdat 1. het programma waarmee ik werk me niet toelaat deze waarde in te geven, en 2. omdat de meeste mensen hun broek aanhouden bij het onderzoek (zoals in mijn verzuchting in "Functioneel naakt"), wat het bepalen van de heupomtrek behoorlijk bemoeilijkt. En eigenlijk ook 3. omdat het teveel werk is.
Een gulden middenweg is het bepalen van enkel de buikomtrek. In de angelsaksische literatuur wordt dit de "waist circumference" genoemd, de WC. De buikomtrek (dus ter hoogte van de navel, ook weer met de buik ontspannen) moet minder zijn dan 94 cm bij mannen of 80 cm bij vrouwen. Deze waarde bepaal ik soms wel, ook omdat het kadert in een vergelijkend onderzoek tussen personeelsleden van twee verschillende stadsbesturen. De meetmethode heeft voor mij wel een belangrijk praktisch nadeel. Ik moet me vooroverbuigen tot op navelhoogte, en dan om de buik van de werknemer reiken om de meetlint om de buik heen te slaan. Dit is geen probleem bij anorexische topmodellen, maar bij moddervette vrachtwagenchauffeurs moet ik bijna mijn neus tegen hun bezwete hangbuik duwen om mijn meetlint om de buik heen terug vast te kunnen grijpen. Leuk.
Maar bon. De BMI, de WHR en de WC zijn dus, in een notendop, de belangrijkste methodes om overgewicht te evalueren.