Ik heb in mijn loopbaan al aan behoorlijk wat werkgroepen deelgenomen, en af en toe komt daar een oefening bij kijken; een groepsopdracht, die tot doel heeft om de cohesie van de groep te cementeren, en om inzicht te geven in de problematiek die aangepakt moet worden. Een spelletje dus.
Ik moet op voorhand altijd kreunen - is dit nu echt nodig? - maar eenmaal dat de spelregels uitgelegd zijn, en de opdracht start, schiet ik met volle overgave uit de startblokken en begin ik enthousiast torentjes te bouwen of vakjes in te kleuren. Ik heb twee jonge dochters (vier jaar en anderhalf); so I'm a trained professional.
Je leert hierdoor eigenlijk behoorlijk wat over jezelf; en de opleiders ook (wat waarschijnlijk evenzeer de bedoeling is van zulke groepsopdrachten). Zo ben ik toch opvallend competitief; ik verlies niet graag. Even terzijde: mijn dochter van vier laat ik bij spelletjes wel winnen hoor. Meestal toch. Behalve wanneer ze er wat te triomferend over begint te doen. "Mama, mama! Kom kijken! Ik heb wéér gewonnen!" Jaja, wacht maar tot het volgende spelletje...
Maar wat me toch écht wel opvalt: diegenen die de managementspelletjes hebben opgesteld (of diegenen die ze laten uitvoeren), denken niet voldoende out of the box. Zo moesten we eens de Marshmallow challenge doen. Een oefening waarbij je team in een tijdsbestek van tien minuten een spaghettitoren moet maken, zo hoog mogelijk, met een marshmallow aan de top. Ze mag nergens tegenaan leunen of aanhangen. Je krijgt materiaal (droge spaghetti, wat plakband, een stuk touw en een marshmallow), en je mag om het even welke overige hulpmiddelen gebruiken. "Om het even wat?" vroeg ik voor alle zekerheid nog eens. "Om het even wat," bevestigde de coach me geruststellend. Dus googelde ik "marshmallow challenge", om te kijken welke technieken andere teams hadden gebruikt. "Oh, maar dat mag niet!" kwam de ontzette reactie...
In een andere oefening moesten we een aantal vormen op een blad papier inkleuren, in verschillende kleuren, en zonder buiten de lijntjes te gaan of de opdracht werd door de "klant" afgekeurd. In de eerste ronde was er minimale informatie en een logge structuur (met de blaadjes in enveloppes enzovoorts), zodat er een georchestreerde chaos ontstond. Daarna werd ons gevraagd om oplossingen te vinden om kostenefficiënter te werken, met minder stock en minder verlies van materiaal (buiten de lijntjes kleuren). We gaven een aantal nuttige voorstellen zoals dunnere stiften, dikkere lijntjes, reorganisatie van de taken... maar toen ik uiteindelijk het voorstel gaf om te investeren in de aankoop van een kleurenprinter, en 90% van het hierdoor overbodige personeel te ontslaan*, bleek deze optie niet in de "scope" van de oefening te zitten. Tja...
Je denkt misschien: ja, maar dat is dan ook niet de bedoeling van zulke oefeningen. Je moet niet "out of the box" denken. Dan wil ik toch wijzen op een beroemd voorbeeld. In een militaire organisatie kregen de cadetten in een simulatie een onmogelijke opdracht. Ongeacht wat ze deden, hun hele team zou eraan gaan. De bedoeling was om de cadetten te leren omgaan met verlies. Tot een jonge cadet op het ingenieuze idee kwam om het computersysteem te hacken. Gevolg: hij won de opdracht met de vingers in de neus. En deze cadet is uitgegroeid tot niemand minder dan... de illustere kapitein James T. Kirk!