Dit jaar zijn twee profwielrenners overleden tijdens de beoefening van hun sport. Vorig jaar werden twee profvoetballers het slachtoffer van een fatale hartstilstand. Eigenlijk vallen zulke moderne gladiatoren onder de Wet Welzijn, als werknemers met een arbeidscontract onder het gezag van een werkgever. Toch wordt deze wetgeving blijkbaar buitenspel gezet. Waarom laten we dit toe? Tijd om hier even stil bij te staan.
Werknemers?
Een werknemer is iemand die zich via een arbeidsovereenkomst verbindt om tegen loon en onder gezag van een werkgever, arbeid te verrichten. Niet alle topsporters zijn werknemers. Maar bijvoorbeeld voetballers en wielrenners die in club- of ploegverband werken, vallen wel degelijk onder deze definitie.
Deze profsporters ontvangen een loon. Dit kan in de vorm van een vast maandloon zijn, een vergoeding voor geleverde prestaties, wedstrijdpremies, of een combinatie van deze vormen.
Profsporters moeten ook verplicht deelnemen aan alle activiteiten en wedstrijden van de club of ploeg, en de opgestelde werkschema’s naleven. De club of ploeg heeft bovendien een controle- en sanctiebevoegdheid. Er is dus duidelijk sprake van een gezagsverhouding.
De arbeid van de profsporters bestaat er in te trainen, conditie op te bouwen en te onderhouden, en deel te nemen aan zowel officiële als vriendschappelijke wedstrijden.
Game, set and match dus. De meeste profsporters in België zijn werknemers, en vallen bijgevolg onder de Wet op het Welzijn.
Gezond?
Sporten is toch gezond, niet? Wel, ja en nee. De ene sport is de andere niet. En bij elke sportbeoefening heb je risico’s op overbelastingen, blessures en ongelukken.
Google maar eens “voetbal” en “blessure”, en je vindt gegarandeerd nieuwsresultaten van minder dan 24 uur oud. Spierscheuringen, enkelverstuikingen, kruisbandletsels: ze gebeuren bij schering en inslag.
Zulke sportletsels zijn zelfs doorgedrongen tot in de medische vakterminologie. Tennisarmen en golfellebogen, lopers-, springers- en schoolslagknieën, boksersneuzen en zwemmersoren; ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan.
Intensieve contactsporten zoals boksen, American Football en (o horror) Ultimate Fighting worden in ons land minder vaak beoefend, maar zij geven een nog veel hoger risico op letsels. Vraag het bijvoorbeeld aan recent overleden voormalig profbokser Mohammed Ali. Ondanks zijn gefladder als een vlinder heeft hij in zijn beroepscarrière voldoende slaag gekregen om hem een vorm van Parkinson te bezorgen die heel treffend ook wel boksersdementie wordt genoemd. In België zou hij als voormalig werknemer van Don King in aanmerking komen voor een terugbetaling door het Fonds voor de Beroepsziekten.
Analyse
Zullen we het veiligheidsrisico eens arbitreren vanuit het oogpunt van een preventieadviseur? Laat ons voor de lol eens de methode van Kinney hierop loslaten. Nog even de spelregels meegeven: om de risicograad te bepalen moet je aan de volgende parameters een ingeschatte waarde toekennen en deze getallen met elkaar vermenigvuldigen:
- De omvang of Ernst (E) van het letsel of van de schade
- De Waarschijnlijkheid (W) dat uit een gevaar een letsel voortkomt
- De duur van Blootstelling (B) aan het gevaar.
Ik laat tennis de opslag geven. De kans dat er tijdens de uitvoering van deze sport een ernstig letsel met blijvende schade optreedt (E = 7) is onwaarschijnlijk (W = 1); ze wordt wel constant beoefend (B = 10). Een risicograad van 70 vereist maatregelen. Een goed voorbeeld, maar nog geen ace.
Geen probleem, want het veiligheidsrisico bij het wielrennen maakt meteen een demarrage. De recente dodelijke ongevallen indachtig (E = 15), is de kans hierop desalniettemin nog steeds onwaarschijnlijk (W = 1). Aangezien de sport niet constant wordt beoefend maar toch regelmatig (B = 6), kom ik uit op een risicograad van 90. Niet eens met het commentaar van de vakjury?
Oké dan, als slotoffensief beschouw ik het voetbal. Een ongeval met verlet (E = 3) is bij het professioneel beoefenen van deze contactsport gewoonweg te verwachten (W = 10). Deze activiteit wordt door de profsporters dagelijks bedreven (B = 10), wat leidt tot een risicograad van maar liefst 300! Dit veiligheidsrisico verdient een rode kaart. Met andere woorden: een directe verbetering is vereist.
Waarom?
Waarom laten we dergelijke gevaarlijke arbeidsomstandigheden überhaupt nog toe? “Hoogst onlogisch”, zou de bedaarde Mr Spock met een opgetrokken wenkbrauw mompelen.
De koelbloedige Vulcan kan zich dan ook niet inleven in de leefwereld van de nog maar recent geciviliseerde homo sapiens.
De moderne sportbeoefening is een geüpdatete vorm van de vroegere gladiatorengevechten, en dient als sublimatie van onze oerinstincten tot oorlogsvoeren. Als haarloze apen verkleden we ons in de kleuren van onze stam, en roepen met bloeddorstige kreten op tot de overwinning van onze held en de ondergang van onze tegenstanders.
Een zekere factor van risico en geweld hoort daar nu eenmaal bij. De strategisch geplaatste tackle wordt aanvaard en zelfs verwacht, als hierdoor een doelpunt vermeden kan worden. Behalve uiteraard als die uitgevoerd werd door het andere team, dan is het gewoonweg een zinloze, barbaarse daad die onmiddellijk afgestraft moet worden.
En ja, de wielerwedstrijd Parijs-Roubaix zou een stuk minder belastend zijn voor de rug, moesten de kasseien overal bestreken worden met een glad laagje fluisterasfalt. Maar wat zou het nut hiervan zijn, als we dan het leed in de ogen van de puffende coureurs niet meer zouden zien? En waar stopt het dan? Straks zou men nog ter ondersteuning elektrische motortjes in de fietsen gaan plaatsen! De gedachte alleen al.
Finale
Hebben we voldoende argumenten om profsporters dergelijke risico’s te laten lopen, al is het vrijwillig, en goed betaald? Objectief gezien wellicht niet.
Maar geef eens eerlijk toe: wanneer Kevin De Bruyne met onnavolgbare souplesse doorheen een leger van verdedigers heen walst; wanneer Tom Boonen schijnbaar moeiteloos wegsprint van zijn naar adem happende strijdmakkers; wanneer Sugar Jackson met een venijnige uppercut zijn tegenstander meedogenloos knock-out slaat; are you not entertained?
Dit artikel is op 26 mei verschenen in de PreventActua 11/2016.