Vanmorgen heeft Co-prev gemeld dat het KB Gezondheidstoezicht, met aanpassing van de periodiciteit, ondertekend werd door de koning. Binnen enkele dagen / weken zal het dus in het Belgisch Staatsblad verschijnen, en dan (dixit Co-prev) onmiddellijk van kracht zijn. Maar wat houdt het concreet in? Dat lees je hieronder.
Update 11/06/2019: Het KB is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad! Inwerkingtreding is 10 dagen na publicatie, dus op 21 juni 2019.
Waarom
Er is een schrijnend
en gestaag toenemend tekort aan preventieadviseurs-arbeidsartsen. Hierdoor is
er een onvoldoende dienstverlening: van de 1,5 miljoen jaarlijks te onderzoeken
werknemers worden er slechts 82% effectief onderzocht.
Ook worden de
arbeidsartsen steeds verder beperkt tot het uitvoeren van medische onderzoeken.
Het doel van het advies is om de arbeidsarts te helpen evolueren naar een meer
coördinerende rol, met een actieve deelname aan het preventiebeleid van de
onderneming.
Tot slot zou
hierdoor meer tijd vrijkomen voor de correcte uitvoering van de niet-periodieke
onderzoeken zoals spontane raadplegingen, werkhervattingen en in toenemende
mate de re-integratietrajecten.
Wie
De “klassieke”
periodieke onderzoeken blijven behouden bij de preventieadviseur-arbeidsarts.
Wel wordt gesleuteld aan de frequentie ervan; voor de meeste risico’s is niet
langer een jaarlijks onderzoek nodig. Hier ga ik verder in deze tekst dieper op
in.
In plaats
hiervan worden aanvullende medische handelingen voorzien. Deze kunnen alsnog
worden uitgevoerd door de arbeidsarts, maar ook de verpleegkundige mag deze
uitvoeren.
Deze handelingen
door de verpleegkundige blijven wel onder de verantwoordelijkheid van de
arbeidsarts, die ook de resultaten van de handelingen moet interpreteren. Hiernaast
is een persoonlijk onderhoud tussen de verpleegkundige en de arbeidsarts
vereist, om te overleggen over de resultaten van de handelingen.
Op korte termijn
zou een opleiding in arbeidsgezondheid voor de verpleegkundigen nuttig zijn. De
Hoge Raad nodigt de Minister ook uit om een wettelijk kader te creëren met een
specialisatie in arbeidsgezondheid voor verpleegkundigen, met een
overgangsperiode voor de al actieve bedrijfsverpleegkundigen. Een aanvullende
vorming niveau II zou volgens de Hoge Raad ook waardevol zijn.
Wat
De handelingen zijn
specifiek verbonden met het arbeidsrisico van de werknemer. Ze kunnen bestaan
uit biomonitoring (urine- of bloedonderzoek), technische onderzoeken (zoals
visustesten, longfunctiemetingen of audiometrieën), maar – en dit is nieuw – ook
uit specifieke medische vragenlijsten.
Deze
vragenlijsten moeten een wetenschappelijke basis hebben, en gestandaardiseerd zijn
over alle externe en interne diensten heen. De precieze inhoud zou worden
uitgewerkt door een college van arbeidsartsen, bijgestaan door andere preventieadviseurs.
Sowieso moet een deel handelen over psychosociale aspecten en moet er instaan
dat de werknemer steeds een spontane raadpleging bij de arbeidsarts kan vragen.
Ook moeten er specifieke vragen instaan afhankelijk van de verschillende sectoren
en functies. Tot slot blijft het uiteraard mogelijk dat de onderneming of de
interne of externe preventiedienst hier zelf nog extra vragen aan toevoegt.
Deze
vragenlijsten mogen elektronisch worden uitgestuurd, maar er is altijd een
persoonlijk onderhoud van de werknemer met de verpleegkundige of arbeidsarts
nodig. Die moet de vragenlijst mee overlopen, om zeker te zijn dat de werknemer
deze correct heeft begrepen; zeker in het geval van anderstaligen die geen van
de drie landstalen machtig zijn.
Al deze gegevens
moeten voor de Hoge Raad gecentraliseerd worden bij de FOD WASO, en de
verzamelde, geanonimiseerde resultaten per onderneming gebruikt voor het
verbeteren van diens preventiebeleid.
Wanneer
De handelingen
kunnen plaatsvinden voorafgaand aan de gezondheidsbeoordeling (onmiddellijk
vooraf of maximaal één maand ervoor) en tussentijds in de periode tussen twee
periodieke gezondheidsbeoordelingen in. De frequenties van deze
gezondheidsbeoordelingen zijn in et advies bepaald voor alle (groepen van) arbeidsrisico’s.
Bij meerdere risico’s wordt de hoogste frequentie toegepast.
Voor de meeste
risico’s wordt een frequentie van gezondheidsbeoordeling door de arbeidsarts
vooropgesteld van 24 maanden. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een
veiligheids- of waakzaamheidsfunctie, de meeste chemische agentia (behalve
diegene die kankerverwekkend, mutageen of reprotoxisch zijn) en de meeste
fysische en biologische risico’s. Tillen van lasten en monotoon of
tempogebonden werk bij werknemers van minder dan 45 jaar, evenals nacht- of
ploegenarbeid zonder risico’s, hebben een frequentie van 36 maanden.
De tussentijdse,
jaarlijkse aanvullende medische handelingen bestaan doorgaans uit
vragenlijsten, en uiteraard wanneer van toepassing, uit biomonitoring en/of
technische onderzoeken.
Afwijkingen
Op deze
principes en frequenties zijn er een aantal afwijkingen.
Zo is er voor
alle risico’s een verplichte eerste periodieke gezondheidsbeoordeling bij de
arbeidsarts één jaar na de voorafgaande gezondheidsbeoordeling, om in te schatten
hoe de werknemer reageert op de blootstelling aan dat bepaald risico.
Ook wanneer de
handelingen een ongewoon resultaat vertonen is er een wijziging van de
periodiciteit mogelijk. Het is de arbeidsarts die dan bepaalt of een eenmalige
of herhaalde extra periodieke gezondheidsbeoordeling nodig is voor de
individuele werknemer, of voor alle werknemers met eenzelfde risico of functie in
de onderneming.
Tot slot kan ook
de inspectie Toezicht Welzijn op het werk de frequentie verhogen.
Bijkomend
Om de toegankelijkheid
tot de arbeidsarts voor de werknemers niet in het gedrang te laten komen,
moeten de werknemers jaarlijks ingelicht worden over de mogelijkheid van
spontane raadplegingen, met coördinaten van de preventieadviseurs, beschrijving
van hun taken en de wijze waarop de werknemer contact kan nemen. Concreet moet
de zichtbaarheid van de externe dienst in de onderneming verbeterd worden, en
de werknemer moet een eenvoudige manier hebben om een afspraak te maken.
Dit alles mag
voor de Hoge Raad de kost niet verhogen voor de werkgevers. Voor C- en
D-bedrijven moet alle dienstverlening, ook de aanvullende medische handelingen
inclusief vragenlijsten en technische onderzoeken, opgenomen worden in het
basispakket.
Binnen de twee
jaar zou dan een nieuwe evaluatie plaatsvinden van het nieuwe KB om eventuele disfuncties
te identificeren, in het bijzonder voor de KMO’s.
Conclusie
Dit advies van
de Hoge Raad over de invulling van het periodiek gezondheidstoezicht voorziet
aanvullende medische handelingen door verpleegkundigen, en gestandaardiseerde
specifieke medische vragenlijsten.
Hopelijk zal dit
effectief het contingent van arbeidsartsen toelaten om een meer coördinerende
rol op te nemen om zo doelmatiger deel te kunnen nemen aan het preventiebeleid
van de onderneming.
Alleszins zal de
verhoogde complexiteit van de invulling van de periodieke
gezondheidsbeoordelingen een hele uitdaging betekenen!
Deze tekst is eerder verschenen in de PreventActua nr. 8 van 5 april 2019.