Deze tekst is eerder verschenen in de PreventActua nr. 11 van 17 mei 2019.
De wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad is uitgebreid met een hoofdstuk dat bepaalt dat in geval een werkgever medische overmacht wenst in te roepen voor de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, de werkgever binnen de vijftien dagen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een outplacementaanbod moet doen aan de betrokken ex-werknemer.
De tijdslijn
In de zomer van 2018 kondigde de arbeidsdeal al aan dat werknemers die om medische redenen ontslagen worden, recht zouden hebben op een outplacementbegeleiding (1.800 euro) of een gelijkwaardige begeleiding naar een nieuwe job via de sectorale fondsen.
Federaal minister van Werk Kris Peeters vermeldde die intentie nog eens op 25 oktober 2018 in zijn ‘Algemene Beleidsnota Werk’. Op 23 november 2018 werd het wetsontwerp ter uitvoering van de eerste maatregelen van die arbeidsdeal, goedgekeurd door de ministerraad. Op 15 januari 2019 werd het concreet wetsvoorstel ingediend. Dat werd goedgekeurd op 7 april 2019 en gepubliceerd op 19 april 2019 als de ‘Wet betreffende de sociale bepalingen van de jobsdeal’, die in werking trad op 29 april 2019.
Wanneer van toepassing?
Concreet wilt dit zeggen dat bij een officieel re-integratietraject met als eindresultaat medische overmacht, de werkgever de verplichting heeft om een outplacementaanbod te doen. Het is dus zowel het geval
- bij een beslissing ‘D’ (definitief ongeschikt en geen aangepast of ander werk mogelijk bij de huidige werkgever);
- als bij een beslissing ‘C’ (definitief ongeschikt, maar wel aangepast of ander werk mogelijk bij de huidige werkgever) + een motivatieverslag waarin de werkgever aangeeft dat en motiveert waarom hij dergelijk aangepast of ander werk niet kan aanbieden.
Dit is dus niet alleen bij medische overmacht die is opgestart door de werkgever, maar bij alle trajecten, ook deze die geïnitieerd zijn door de werknemer zelf (eventueel via de behandelend arts) of door de adviserend arts van de mutualiteit.
Timing
De werkgever doet het aanbod binnen de vijftien dagen na de medische overmacht. De werknemer heeft vanaf dan vier weken om er al dan niet op in te gaan. Hierna vervalt het recht. De adviserend arts van het ziekenfonds moet geïnformeerd worden binnen de vijftien dagen na aanvang van de begeleiding; ofwel door het outplacementbureau, ofwel door de werknemer zelf.
Wat houdt het in?
Een outplacement is een geheel van begeleidende diensten en adviezen om een werknemer in staat te stellen zelf binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.
Het outplacementaanbod moet een waarde hebben van 1.800 euro. Het moet beantwoorden aan de kwaliteitsnormen van een klassieke outplacement en rekening houden met de gezondheidsproblematiek van de werknemer.
De begeleiding moet minstens dertig uur omvatten, gedurende een maximumperiode van drie maanden (te rekenen vanaf de instemming van de werknemer met het aanbod).
Wanneer de werknemer sneller nieuw werk vindt, kan hij nog gedurende drie maanden terugvallen op deze begeleiding voor de resterende uren.
Mogelijke consequenties voor de werknemer
Het is een recht, geen plicht. Voorlopig zijn er dus alleszins geen corrigerende maatregelen voorzien voor werknemers die niet op het aanbod wensen in te gaan.
Dat gezegd zijnde: in de wet is voorzien dat de adviserend arts op de hoogte wordt gebracht bij de opstart van een traject. Dit kan zeker positief bekeken worden: het is een argument voor de adviserend arts om de werknemer nog een tijd langer uitkeringsgerechtigd te houden. Maar de keerzijde van de medaille zou kunnen zijn dat de adviserend arts bij een dergelijke langdurig zieke ex-werknemer vindt dat die te weinig zelf meewerkt aan een re-integratie op de arbeidsmarkt, en het dossier eens nader onder de loep neemt, wat in principe niet zo slecht hoeft te zijn.