Nominatief nominatief nominatief... Tien maal onder elkaar. Vocatief vocatief... "Kunnen we niet gewoon aanhalingstekens zetten? En afkortingen gebruiken?", vraag ik behulpzaam aan mijn leraar Latijn. Uiteindelijk kennen we allemaal wel de naamvallen, en zal het échte werk (tien Latijnse woorden verbuigen) pas hierna kunnen starten.
"Nee! Wij zijn geen luieriken!", antwoordt de leraar luid en verontwaardigd. Zijn keelkwabben zinderen ervan na. Het schaamrood staat me op de kaken.
Nu, dertig jaar later, kan ik me nog steeds verschrikkelijk ergeren aan dergelijk papegaaienwerk. Zoals de consultaties borstvoeding.
Even kaderen. Als arbeidsarts evalueren we of het werk niet tot gezondheidsklachten leidt, en geven we waar nodig advies naar aangepast of ander werk. Tijdens zwangerschap en borstvoeding kunnen er ook risico's zijn voor de baby.
Zo mogen zwangere werkneemsters tijdens de laatste drie maanden van de zwangerschap tot en met de tiende week na de bevalling niet heffen of tillen. Tijdens de zwangerschap worden werkneemsters verwijderd uit lawaai (meer dan 80 dB(A) over een ganse werkdag). En tal van chemische stoffen houden een risico in. Solventen bijvoorbeeld, die ook in de moedermelk geraken. We verwijderen dit risico tijdens de zwangerschap en borstvoeding, tot maximaal vijf maanden na de bevalling.
Een dergelijke verwijdering hoeft niet per se te betekenen dat de werknemer thuis moet blijven. Als de werkgever aangepast of ander werk kan voorzien, dan blijft mevrouw rustig verder werken. Maar is een dergelijke werkaanpassing niet mogelijk, dan krijgt ze uitkering via het Riziv; 90% van het (begrensd) loon.
(Voor mijn part zouden àlle werkneemsters na de bevalling wat langer mogen thuisblijven, ongeacht of ze nu een arbeidsrisico hebben of niet, en of ze borstvoeding geven of niet. Maar dat is een andere discussie.)
Waar ik nu een probleem mee heb: we moeten deze werknemers verschillende keren bij ons laten komen.
Een eerste keer na melding van de zwangerschap. Hierbij bevestigen we de zwangerschap op basis van een attest van de behandelende arts of een laboresultaat, en geven we aan de werkgever een advies naar aangepast of ander werk. Vooral in grote ondernemingen is dit onderzoek voor de werkgever een formaliteit; de procedure is gekend, en we weten al op voorhand of en welk aangepast werk mogelijk is. Maar het contact met de werknemer blijft nuttig, om haar uitleg te geven.
We zien de werkneemster ook wanneer ze het werk zal hervatten. Ze is namelijk langer dan een maand thuis geweest, en dan moeten we bij werknemers met arbeidsrisico's een werkhervattingsonderzoek doen. Om te kijken of ze voldoende hersteld is, en of er misschien geen progressieve werkhervatting nodig is. De zinvolheid van dit onderzoek is wat verder te zoeken; in 99% van de gevallen is er geen probleem, en bevestigen we gewoon de geschiktheid. Maar vaak maken we van de gelegenheid gebruik om dan ook het periodiek onderzoek uit te voeren.
Waar ik de meerwaarde echt niet meer van kan zien, is het borstvoedingsonderzoek. Hier bevestigen we dat de werkneemster borstvoeding geeft. Vroeger moest de werkneemster tijdens het consult haar baby aanleggen aan de borst om aan te tonen dat de baby daadwerkelijk zoogt. Nu vragen we dat uiteraard niet langer, en verzoeken we enkel een attest van de gynaecoloog of Kind & Gezin.
Maar wat is de zin van dit verplichte onderzoek dan nog? Al bij het eerste consult tijdens zwangerschap kunnen we een advies stellen voor werkaanpassing tijdens de zwangerschap én de borstvoeding. Geeft de mama geen borstvoeding? Geen probleem, dan hervat ze gewoon het werk na de bevallingsrust. Doet ze dat wel? Mooi! Dan kan ze met het advies dat we negen maanden eerder al hebben gegeven én een attest van de gynaecoloog of Kind & Gezin rechtstreeks naar de werkgever of het Riziv gaan. Desnoods zouden we toch nog een nieuw formulier kunnen aanleveren, maar zonder dat de werknemer hiervoor per se tot bij ons moet komen. Dit alles kan perfect afgehandeld worden via mail. En als er dan toch nog vragen zijn, ja, dan kunnen we voor hen uiteraard wél nog een consult voorzien.
Enfin, Co-prev (de overkoepelende vereniging van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk) is een advies aan het opstellen om dit alles wat vlotter te laten verlopen, ik kan dat enkel toejuichen. Zo vermijden we heel wat papegaaienwerk. Nu maar hopen dat ze niet teruggefloten worden door een boze meester die hen luieriken noemt...
Dit artikel is op 4 juli 2019 verschenen als column in de Artsenkrant.