Nog iets dat ik uit mijn archieven heb afgestoft en hergebruikt: een tekst over tuberculose (ook wel "de tering" geheten). Ik herinner me niet meer waar ik de informatie vandaan heb (foei foei Edelhart, altijd je referenties noteren!), maar het zal wel voor het grootste deel knip-en-plakwerk geweest zijn.
Enfin, ik had de tekst onlangs nodig voor een bedrijf waar een aantal werknemers huisbezoeken dienden uit te voeren bij sociaal achtergestelde inwoners. En bij hen leek het me toch nuttig om ook even een intradermotest uit te voeren.
Het zou alleszins nuttiger zijn dan de intradermotests die destijds bij alle werknemers werden uitgevoerd die contact hebben met voedingswaren. Er zijn nog steeds een aantal bedrijven die dit wensen, ook al is het wetenschappelijk bewezen dat tbc niet via de voeding wordt overgedragen. Dit in tegenstelling tot Hepatitis A - maar daar heb ik het al eens over gehad.
---
Wat is tuberculose of TBC?
Tuberculose is een zeer besmettelijke ziekte die veroorzaakt wordt door de Kochbacil of Mycobacterium tuberculosis (M. hominis, M. bovis, M. africanum). De meest voorkomende vorm van deze ziekte is longtuberculose. Soms worden ook andere organen zoals de nieren, beenderen, hersenen, klieren, ... aangetast.
Wanneer de afweer tekort schiet, treedt er weefselbeschadiging op. In dit stadium van tuberculose kunnen (vage) klachten ontstaan zoals moeheid, hoesten en gebrek aan eetlust.
Zonder behandeling is het verloop van tuberculose ongunstig en zal de helft van de patiënten overlijden. Gelukkig is tuberculose goed te genezen met een kuur van verschillende antibiotica. Deze behandeling duurt minimaal 6 maanden en geneest bij een goed opgevolgde behandeling ten minste 90% van de patiënten definitief.
Wie kan tuberculose krijgen?
Iedereen kan deze ziekte doormaken, maar jonge kinderen en mensen met een verminderde weerstand zijn veel vatbaarder voor tuberculose.
Risicofactoren
- de besmettelijkheid (open longletsel en afwezigheid van behandeling)
- de frequentie van blootstelling aan besmettingsbron
- de woonomstandigheid (groot aantal mensen in kleine, weinig verluchte plaatsen met weinig zonlicht)
- minder gezonde voeding
- overmatig gebruik van alcohol of drugs
- bepaalde ziekten (stoflong bij voormalige mijnwerkers, diabetes, kanker)
Risicogroepen
- gedetineerden
- asielzoekers, illegalen
- sociaal marginalen, daklozen
- mensen met verminderde immuniteit (HIV-seropositiviteit, hoogbejaarden)
- mensen afkomstig uit risicolanden
De besmetting
Tuberculose wordt praktisch uitsluitend overgebracht langs de lucht.
Een persoon met besmettelijke of open longtuberculose brengt bij het hoesten, spreken of niezen tbc-bacteriën in de lucht. Deze bacteriën kunnen in kleine donkere ruimtes enkele dagen in leven blijven, vooral als er weinig ventilatie is.
Personen in de omgeving kunnen de bacteriën inademen. Als deze bacteriën de longen binnendringen, veroorzaken ze daar een kleine ontsteking.
Niet iedereen die de bacteriën inademt wordt ziek. Een gezond lichaam maakt automatisch afweerstoffen die meestal voldoende zijn om uitbreiding van de ziekte tegen te gaan. Bij personen met verminderde weerstand kan de ontsteking zich verder uitbreiden en kunnen de bacteriën via de bloed- of lymfebanen ook in andere organen (nieren, klieren, beendergestel, ...) terechtkomen.
Besmettingen gebeuren niet door het gebruik van huishoudelijke voorwerpen, eetgerei, boeken, voedsel, ...
Wie de bacterie heeft ingeademd maar niet ziek is geworden, is niet besmettelijk voor anderen. De tuberkelbacteriën blijven echter in het lichaam aanwezig en kunnen jaren later de ziekte veroorzaken wanneer de weerstand verminderd is door ziekte of door ouderdom.
Wanneer is iemand besmettelijk voor zijn/haar omgeving?
Een zieke is besmettelijk als bij onderzoek van de fluimen tuberkelbacteriën worden aangetoond (dit noemt men een open longtuberculose).
Een persoon met een gesloten longtuberculose of een tuberculoseaantasting van een ander orgaan (buiten de longen) is meestal niet besmettelijk.
Wanneer de zieke gedurende enkele weken zijn/haar behandeling goed gevolgd heeft, vermindert het hoesten en de besmettelijkheid maar de ziekte is nog niet genezen.
Ook een goede hoesthygiëne verkleint de kans dat anderen besmet zullen geraken. De zieke hoest met afgewend gezicht met de hand voor de mond in een papieren zakdoek. De zakdoek werpt u na gebruik weg in een gesloten afvalemmer met plastiekzak. Deze plastiekzak dient elke dag dichtgeknoopt en vervangen te worden. De plastiekzak wordt opgeruimd met het normaal afval.
Opsporingstests
De tuberculinetest volgens Mantoux of intradermotest is een test die aantoont of iemand al dan niet besmet is met de tbc-bacterie.
Bij de intradermotest wordt een kleine hoeveelheid vloeistof (namelijk tuberculine) in de huid van de voorarm ingespoten. Drie dagen na het zetten van de test wordt het resultaat bekeken. De test is niet gevaarlijk, ook niet voor jonge kinderen of zwangere vrouwen.
Het resultaat is negatief:
Wanneer er bij de aflezing geen duidelijke reactie voelbaar is op de arm betekent dit in de meeste gevallen dat men niet besmet is met de tuberkelbacterie. Soms is het nodig een controletest uit te voeren na twee maanden.Het resultaat is twijfelachtig:
Bij de aflezing is een lichte en kleine verhevenheid voelbaar op de arm. Bij een twijfelachtig resultaat wordt er steeds een nieuwe intradermotest verricht, meestal na twee maanden om een vals positieve test te vermijden.
Het resultaat is positief:
Wanneer er bij de aflezing een duidelijke verhevenheid en verharding van de huid voelbaar is, wil dit zeggen dat men in contact is geweest met iemand die tuberculose had.
Bij een positieve tuberculinetest moet een longfoto genomen worden om na te gaan of men al dan niet tuberculose heeft ontwikkeld.
Wanneer de longfoto normaal is, is men besmet maar (nog) niet ziek.
In enkele gevallen is het aangewezen gedurende zes maanden medicatie in te nemen. Hierdoor kan het risico op een latere ontwikkeling van tuberculose met ongeveer 80% verminderd worden. Het al dan niet opstarten van de behandeling wordt geëvalueerd door een longspecialist.
Bij een afwijkende longfoto (met letsels van tuberculose) moet een behandeling gestart worden met minstens drie medicamenten. Deze medicijnen moeten heel stipt en gedurende verschillende maanden ingenomen worden.
BCG-vaccinatie
BCG-vaccinatie beschermt niet tegen een besmetting door tuberculose. Het helpt wel veralgemeende tuberculose en hersenvliesontsteking voorkomen. Deze ernstige vormen van tuberculose treffen vooral kinderen. Volwassenen ontwikkelen meestal longtuberculose en daarvoor is BCG veel minder doeltreffend (gemiddeld 50% bescherming).
BCG-vaccinatie is dan ook slechts in een beperkt aantal gevallen zinvol:
- jonge kinderen van niet-Belgen die regelmatig naar hun land van herkomst, waar nog veel TBC voorkomt, terugkeren
- personen die voor méér dan drie maanden vertrekken naar een land waar veel tuberculose voorkomt en die veel contact hebben met de plaatselijke bevolking
Vooraf wordt steeds een tuberculinetest uitgevoerd; bij een positief resultaat wordt géén BCG gezet. Een BCG-vaccinatie is eveneens tegenaangewezen bij HIV-seropositieve personen.
De BCG-vaccinatie kan al op zeer jonge leeftijd gegeven worden. Er bestaat geen bezwaar deze vaccinatie te combineren met andere vaccinaties en ze mag ook bij zwangeren toegediend worden.
De behandeling van tuberculose
TBC kan volledig genezen worden.
De behandeling van de ziekte begint zodra de diagnose gesteld is. Vaak bestaat zekerheid over de diagnose, maar vaak besluit de arts de behandeling al te beginnen als alleen het vermoeden van tuberculose bestaat. Soms wordt dat vermoeden later bevestigd (bijvoorbeeld door het kweken van tuberculose bacteriën), maar niet altijd.
De behandeling vindt in de regel plaats gedurende 6 maanden. Wanneer de bacterie ongevoelig blijkt te zijn voor één van de gebruikelijke 4 antibiotica, zal de behandeling langer voortgezet moeten worden met veelal een aangepast behandelingsschema.
Bij de behandeling is sprake van een intensieve fase (de eerste twee maanden) en een continueringsfase (de volgende vier maanden). Tijdens de eerste fase worden drie of vier geneesmiddelen voorgeschreven (INH, Rifampicine, Pyrazinamide en eventueel Ethambutol). Tijdens de tweede fase worden alleen nog INH en Rifampicine gebruikt. Deze laatste combinatie met twee werkzame bestanddelen kan in één capsule worden verstrekt ('Rifinah'). Door (verdenking op) ongevoeligheid van de bacteriestam voor bepaalde geneesmiddelen kan van dit schema worden afgeweken en worden andere geneesmiddelen hieraan toegevoegd. Ook wordt vaak vitamine B6 (Pyridoxine) aan het behandelingsschema toegevoegd om eventuele bijwerkingen van de INH te voorkómen.
Tijdens de eerste fase van de behandeling wordt het aantal in het lichaam aanwezige bacteriën in belangrijke mate gereduceerd. Tijdens de vervolgfase worden echter pas uiteindelijk alle bacteriën onschadelijk gemaakt.
Belangrijk is alle voorgeschreven medicijnen regelmatig en steeds op hetzelfde tijdstip in te nemen en de behandeling niet voortijdig af te breken. De kans is anders groot dat de tuberculose later opnieuw de kop op steekt en vaak zelfs in een veel moeilijker te behandelen vorm (de bacterie is dan ongevoelig geworden).
Bij patiënten waarbij kan getwijfeld worden dat ze hun geneesmiddelen strikt volgens het voorschrift innemen, zal de behandeling eventueel onder controle gebeuren waarbij de geneesmiddelen dagelijks of enkele keren per week in aanwezigheid van een arts of verpleegster worden ingenomen.
Mensen die recent besmet zijn, maar waarbij nog geen ziekteverschijnselen worden vastgesteld, krijgen vaak een preventieve behandeling met INH gedurende zes maanden voorgeschreven. De kans dat dan nog de ziekte ontstaat wordt hiermee gereduceerd. Ook hierbij wordt de behandeling met INH vaak gecombineerd met vitamine B6 om eventuele bijwerkingen te voorkomen. In bijzondere situaties zal de behandelend arts ervoor kiezen om een behandeling met Rifampicine en Pyrazinamide gedurende twee maanden te adviseren in plaats van zes maanden INH. Ook bij de preventieve behandeling is het stipt dagelijks innemen van de medicijnen en het volledig afmaken van de kuur van groot belang voor het succes van de behandeling.
Multiresistente tuberculose in België
De behandeling van tuberculosepatiënten blijft problematisch. Niet alleen omwille van de noodzaak tot het combineren van verschillende antibiotica en de langdurige behandelingstijd, maar ook omwille van de toename van de resistentie tegen deze antibiotica. Mensen die besmet worden door een tbc-stam die resistent is tegen één of meerdere antibiotica, kunnen veel moeilijker of niet behandeld worden.
Sinds 1992 bestaat in België een registratiesysteem om resistente tbc op te sporen.
In totaal werden er in de periode (1992-1999) in België 73 nieuwe patiënten met multiresistente tbc (dus resistent tegen meerdere antibiotica) geregistreerd, wat een gemiddelde is van negen gevallen per jaar. In 2000 werden vijftien nieuwe gevallen geregistreerd. Het betrof hoofdzakelijk mannen (67%), personen jonger dan 35 jaar (55%) en niet-Belgen (70%). Van de 51 allochtonen kwamen er 26 uit Afrika (evenveel uit Noord- als uit Subsaharisch Afrika), en ruim een derde uit Europa, vooral Italianen en Turken, met een recente toename van Oost- en Centraal-Europeanen. Van de 51 allochtonen waren er 26 asielzoekers.
Bij 41 patiënten (56%) kon aangetoond worden dat de resistentie verworven was als gevolg van een vroegere, inadequate behandeling. Bij 23 patiënten (32%) ging het om primaire multiresistentie: ze werden nooit eerder behandeld en waren dus besmet door een patiënt met resistente bacillen.
Het aantal Tuberculose gevallen
In België
Tussen 1980 en 1989 is het aantal tuberculose gevallen in België, zoals in de meeste Westerse landen, zeer sterk gedaald. Indien deze trend zich had blijven voortzetten, zou het aantal gevallen in 2000 gedaald zijn tot minder dan acht per 100.000. Maar sinds 1993 wordt opnieuw een stijging genoteerd, waardoor momenteel 12,8 personen per 100.000 tbc krijgen.
Deze stijging is hoofdzakelijk te wijten aan het toenemend aantal tuberculosegevallen bij allochtonen, vooral dan mensen afkomstig uit niet-Westerse landen: Centraal- en Oost-Europa, Azië, Afrika, Midden- en Zuid-Amerika.
De hoogste cijfers blijven die van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de laagste die van het Vlaams Gewest. In 2000 ligt de incidentie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest viermaal hoger dan in het Vlaams Gewest en ruim driemaal hoger dan in het Waals Gewest, terwijl dit in 1980 slechts respectievelijk iets meer en iets minder dan twee bedroeg.
Terwijl tbc in Vlaanderen en Wallonië vooral bij bejaarden wordt vastgesteld, zijn in Brussel de meerderheid van de zieken jonger dan 34 jaar, vooral bij niet-Belgen. Mannen worden dubbel zo vaak aangetast dan vrouwen, ongeacht de nationaliteit.
In Europa
Ook in andere Europese landen wordt de laatste jaren een stijging van het aantal tbc-gevallen vastgesteld. Vooral in de voormalige Oostbloklanden is de situatie alarmerend. Het aantal gerapporteerde tbc-gevallen is in Europa gestegen van 280.000 in 1995 naar 370.000 in 2000. Bijna 70% daarvan zijn vastgesteld in het voormalige Oostblok.
Daarom heeft de Wereldgezondheidsorganisatie recent de Europese ministers van Volksgezondheid opgeroepen om dringend maatregelen te nemen.
In de wereld
De WGO schat dat ongeveer een derde van de wereldbevolking vandaag besmet is met de tbc-bacterie en dat er elk jaar ongeveer 7,5 miljoen nieuwe besmettingen optreden.