Even terug is een uitgebreid rapport verschenen van Eurofound, de Europese
Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden. Dit document
omvat een overzicht van de evolutie van de arbeidsmarkten in de Europese Unie
en van de zesde Europese enquête naar de arbeidsomstandigheden. De
belangrijkste bevindingen? Ik geef ze hieronder weer.
Werkgelegenheid
In de jaren volgend op de zware economische crisis in 2008 was er een
groot verlies aan werkgelegenheid. Deze begon zich in 2013 overal in de EU te
herstellen, maar de impact van de crisis op de afzonderlijke lidstaten was
sterk uiteenlopend. Veel van de landen die het zwaarst zijn getroffen, hebben
nog steeds moeite om terug te keren naar de niveaus van vóór de crisis.
Werkgelegenheid per sector
De retailsector verloor veel jobs in de jaren 2015 en 2016 door
verschillende faillissementen en afslankingen. Deze zijn een rechtstreeks
gevolg van de toename in selfservice en online shopping. Het ziet er bovendien
niet naar uit dat deze trend haar maximum impact heeft bereikt.
De publieke administratie heeft onmiddellijk na de crisis van 2008 veel jobverlies
geleden door besparingen van de overheid, maar in de laatste jaren is dit
volledig gestabiliseerd.
De financiële sector heeft ook een groot verlies aan werkgelegenheid
geleden, door fusies en online banking. Hier staan we nog maar aan het begin
van de digitale disruptie.
Het grootst aantal nieuwe jobs zien we in private dienstverlening zoals engineering,
consultancy, media en horeca.
Werkgelegenheid per functie
Op Europees niveau worden het grootst aantal jobs nog steeds ingevuld
door verkopers; zij vertegenwoordigen 12 miljoen werknemers. Onderwijzend
personeel (9,7 miljoen) en geschoolde landbouwers (6,5 miljoen) vervolledigen
de top-drie.
De sterkste daling in totaal aantal jobs is te voelen bij bouwvakkers (-13%)
en geschoolde landbouwers (-8%), deze daling vindt voornamelijk plaats in Polen
en Roemenië. De percentueel sterkste daling zien we bij verkopers in
groothandel (-14%) en bouwvakkers (-13%).
De sterkste groei zit bij schoonmakers (+14%), obers (+12%) en
gezondheidswerkers (+7 %). Percentueel is de sterkste groei bij ICT-professionals
(+39%) en Business en administration professionals (+34%). Deze groepen
vertegenwoordigen wel minder dan 1% van de werknemers in de Europese Unie.
Voltijds versus deeltijds
Voltijdse functies werden in de periode 2011-2013 stelselmatig vervangen
door deeltijdse jobs, voornamelijk in de slechtst betaalde jobs. In de periode
2013-2016 zag men een algemene toename van jobs, maar vaak nog steeds in
deeltijdse functies.
Deze wellicht structurele achteruitgang van voltijds, vast werk is een
zorgelijke evolutie. Als deze trend wortel schiet, wat waarschijnlijk is, zal
de arbeidsmarkt mogelijk worden verdeeld tussen werknemers die werkzekerheid,
carrièrevooruitzichten en een voltijdverdiencapaciteit genieten, en anderen met
onzekerheid, lage lonen en sociale onbeweeglijkheid.
Onderverdeling naar verloning
Naar verloning zijn er een aantal opmerkelijke bevindingen. De best
betaalde jobs zijn consistent toegenomen, zelfs in de crisisperiode. De laagst
betaalde jobs hadden grosso modo weinig verlies, zij het dus wel met de hogervernoemde
verschuiving naar deeltijdse functies. Het was echter voornamelijk de middenmoot
die het hard te verduren kreeg tijdens de crisis, en bij hen zien we slechts een gedeeltelijk herstel.
Om redenen van zowel globalisering als automatisering zullen naar
verwachting de midden-betaalde, bluecollar banen die tijdens de recessie zijn
uitgehold niet terugkeren. Technologie zal al die taken waarschijnlijk wegvagen
met grote hoeveelheden gemakkelijk geautomatiseerde taken, eerst in de
productie, maar al snel ook in de dienstensector.
Participatiegraad van vrouwen
Er blijft een verschil in participatiegraad tussen mannen en vrouwen, en
deze is gemiddeld 10,5%: bij de vrouwen neemt 59,6% actief deel aan de
arbeidsmarkt, bij de mannen 70,1%.
Het verschil is het grootst in Malta, Italië en Griekenland; het laagst
in Finland, Litouwen en Zweden. België staat in de ranglijst met een verschil
van 7,9% op nr. 12. We doen het op dit vlak beter dan Nederland, die op nr. 17
staat.
De participatiegraad stijgt door een actieve politiek rond deeltijds
werk, langer ouderschapsverlof en meer kinderopvang. De impact van dergelijke
maatregelen is het grootst bij vrouwen van 20-44 jaar met een laag
opleidingsniveau.
Jeugd in Europa
NEETs zijn jonge mensen van 15 tot 24 jaar die geen job hebben, en geen opleiding
of training volgen (“Not in Employment, Education or Training”). De
werkloosheid onder jongeren bedroeg eind 2016 18,6%, maar in sommige lidstaten
waren de cijfers nog steeds hoog – meer dan 40% in Griekenland, Italië en
Spanje.
De NEETs zijn verder onderverdeeld in een aantal subgroepen. Een eerste
groep omvat jongeren die werkloos zijn door de marktwerking: korte-termijn
werklozen (30%), lange-termijn werklozen (22%), re-entrants (8%) en
ontmoedigden (6%). Een tweede groep omvat jongeren die omwille van sociale of
persoonlijke factoren geen job hebben: familiale verantwoordelijkheden (15%),
ziekte of handicap (7%) en overige (12%). Vooral bij de lange-termijn werklozen
en de ontmoedigden is er risico op een verdere disconnectie van de
arbeidsmarkt.
Sleutelfactoren bij de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt zijn:
werkervaring tijdens het onderwijs, een snelle overgang van onderwijs naar werk
en standaard arbeidsovereenkomsten eenmaal dat ze aan het werk zijn. Bredere
educationele interventies en intensievere ondersteuning zijn nodig.
Oudere mensen
De crisis was spaarzamer voor ouderen dan andere leeftijdsgroepen. Zij
werden minder getroffen door baanverkorting dankzij langetermijncontracten en
arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd.
De foto is echter niet helemaal gunstig. De noodzaak om de duurzaamheid
van pensioenstelsels te beschermen, betekent dat ouderen hun verwachtingen met
betrekking tot het einde van het beroepsleven moeten aanpassen. Een exit als
vijftiger om te genieten van een financieel comfortabel pensioen is een steeds
onbereikbaarder droom.
Een goed doordacht publiek en bedrijfsbeleid moet betere manieren vinden
om het werk af te stemmen op de behoeften, capaciteiten en ambities van
werknemers naarmate ze ouder worden, om het duurzamer te maken.
Mobiliteit en migratie
Het vrije verkeer van mobiele werknemers in de EU geeft duidelijk onvrede
op nationaal niveau, over sociale dumping en welzijnstoerisme. Desalniettemin
blijkt uit tal van onderzoeken, waaronder deze van Eurofound, dat mobiele
werknemers netto bijdragen aan hun gastlanden.
Er is al veel politieke wil tot integratie van vluchtelingen en
asielzoekers in Oostenrijk, België, Denemarken, Finland, Duitsland, Nederland
en Zweden, maar nog niet in de overige landen. Europa zal op lange termijn
economisch profiteren als de nieuwkomers op de arbeidsmarkt worden geïntegreerd
en helpen om de dalende geboortecijfers te compenseren.
Arbeidsomstandigheden
Er zijn een aantal
jobgerelateerde factoren die een impact hebben op de duurzaamheid van die job.
Fysieke omgeving
Dit is de belangrijkste parameter ter bepaling van de duurzaamheid van
een job. Ze omvat werk met ergonomische belasting zoals houding, heffen en
tillen of repetitieve bewegingen, fysische belasting zoals geluid, trillingen
en temperaturen, en chemische of biologische risico’s. Deze hebben alle een
negatieve impact op de duurzaamheid van dat werk.
Globaal gezien zijn deze risico’s licht gedaald. België scoort relatief
goed, en staat op een zesde plaats in de EU ranglijst.
Werkintensiteit
Ook dit is een belangrijke factor: jobs met een belangrijke werkbelasting,
werken tegen deadlines, een hoog werkritme en een zware emotionele belasting zijn
minder duurzaam.
België zit hier in de middenmoot van het Europese peloton; Nederland
scoort beduidend beter en staat op de tweede plaats, achter Denemarken.
Werktijd kwaliteit
Voor deze parameter meet men de duur en organisatie van de werktijd.
De duur van de werkweek blijft dalen, wat naar duurzaamheid een goede
evolutie is. Werknemers die 48 uur of meer per week werken (15% van de
werknemers in de EU), hebben meer nadelige gezondheidseffecten.
Sociale omgeving
Dit is de mate van sociale ondersteuning en negatieve sociale
gedragingen. 71% van de werknemers ervaart ondersteuning van zijn of haar
collega’s. Dit is nog meer uitgesproken in kleine werkplaatsen.
Negatieve sociale gedragingen hebben een lage prevalentie (16% in het voorbije
jaar), maar wanneer het optreedt, een hoge impact. Ze worden vaker ondergaan
door vrouwen, en meestal bij service en sales werknemers.
Vooruitzichten
Deze parameter meet de jobzekerheid en progressiemogelijkheden in de
carrière.
De carrièremogelijkheden zijn het grootst bij mannen, het meest in de
financiële sector; minder bij oudere werknemers, en het minst in de transport-
en landbouwsector.
De jobzekerheid is groter bij oudere werknemers maar zij ervaren minder
zekerheid om een gelijkaardige job te vinden bij verlies van hun huidige job.
Win-win-praktijken
Eurofound heeft onderzocht welke combinatie van bedrijfspraktijken leidt
tot win-winresultaten voor zowel werknemers als bedrijven – met andere woorden,
hoge niveaus van welzijn onder werknemers en goede prestaties van het bedrijf.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de belangrijkste factor het vermogen
is van medewerkers om direct deel te nemen aan de besluitvorming, waar ze
kunnen bijdragen aan organisatorische veranderingen. Echter slechts iets meer
dan de helft van de bedrijven maken een hoge mate van werknemersbetrokkenheid
mogelijk.
Bredere erkenning door bedrijven, beleidsmakers en sociale partners van
het voordeel van de beste werkwijzen op de werkplek en meer inspanningen om hen
te ondersteunen zou het concurrentievoordeel van Europese bedrijven in een
mondiale omgeving verbeteren.
Conclusie
Wat opvalt in de monitoring van de arbeidsomstandigheden van Eurofound
in de afgelopen 15 jaar, is het trage tempo van verandering. Natuurlijk is er
vooruitgang geboekt met betrekking tot verschillende individuele aspecten van
arbeidsomstandigheden, maar in 2016 classificeerde Eurofound een vijfde van de
banen als van slechte kwaliteit. Heeft de vooruitgang in arbeidsomstandigheden een
plateau bereikt?
Er is in Europa de voorbije jaren vaak gesnoeid in overheidssteun voor
bedrijven om te investeren in aanpassingen in werkomstandigheden. Er is ook
minder controle, door besparingen. Deze evolutie zien we ook, zij het in
mindere mate, in België. Dit is contraproductief op lange termijn, gezien het
kan leiden tot een slechtere gezondheid van de werknemers. Hierdoor zullen zij
in aantal afnemen, wat meer druk legt op de staatsbudgetten.
Het streven naar betere arbeidsomstandigheden voor iedereen mag niet
worden losgelaten, gezien de noodzaak om de werkgelegenheid te vergroten en een
mogelijke pensioencrisis te voorkomen door werknemers in staat te stellen en te
stimuleren om langer te blijven werken.
Door de steeds toenemende digitalisering worden de huidige veronderstellingen
over werk bovendien steeds vaker ter discussie gesteld. We moeten deze trends
nauwlettend in de gaten houden, om snel te kunnen schakelen en hierbij ook te
blijven waken over duurzame werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden voor de
burgers in een digitale economie.