Zoals al beloofd in mijn vorig artikel, ga ik hier de highlights geven van het recent gepubliceerde advies van de Hoge Raad over de tarieven en de prestaties van de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Hierin geven de leden van de Hoge Raad PBW aan dat ze wensen dat de voorgestelde wijzigingen in werking treden op 1 januari 2019, maar dat is niet meer haalbaar. Enkel de goedkeuring van het verslag van de elektronische procedure staat voor 14 december op de agenda. Het Kabinet kan op basis van dat advies een ontwerp-KB opstellen, maar normaal gaat zulke tekst eerst voorgelegd worden aan de Hoge Raad voor publicatie. Een effectief nieuw KB dat in voege zal gaan, zal dus pas ten vroegste voor 01/01/2020 zijn.
Ik ga geen waardeoordeel vellen over de inhoud, enkel weergeven wat er in het advies staat. Ik geef wel mee dat ik het jammer vind dat de externe diensten niet betrokken werden bij het opmaken van het advies, en enkel achteraf uitgenodigd werden voor een half uur, waarbij de grote lijnen mondeling werden toegelicht.
Ik ga geen waardeoordeel vellen over de inhoud, enkel weergeven wat er in het advies staat. Ik geef wel mee dat ik het jammer vind dat de externe diensten niet betrokken werden bij het opmaken van het advies, en enkel achteraf uitgenodigd werden voor een half uur, waarbij de grote lijnen mondeling werden toegelicht.
Het 26 pagina's tellende document bevat zeven domeinen. Omwille van de leesbaarheid pas ik de volgorde wel aan.
1. Aanpassing van de tariefregeling
Dit komt neer op een algemene budgetvermindering. Er zijn drie grote maatregelen.
Ten eerste moeten alle tarieven naar omlaag; die van de tariefgroepen 1 tot 4 met 1 euro, en die van tariefgroep 5 met 1,5 euro. Als ik het uitreken, zouden de nieuwe, geïndexeerde tarieven dan in 2019 de volgende zijn:
- Tariefgroep 1 € 43,04
- Tariefgroep 2 € 63,20
- Tariefgroep 3 € 79,12
- Tariefgroep 4 € 100,35
- Tariefgroep 5 € 117,36
Ten tweede moeten de ondernemingen met de NACE-codes 46 (groothandel) en 47 (detailhandel) van tariefgroep 3 naar tariefgroep 2 gaan. Voor die ondernemingen betekent dat dus een daling van de kost per werknemer van 15,92 euro oftewel 20%. Let wel, dat houdt ook in dat het preventiebudget voor de interne dienst met 20% zal dalen. Oh, en voor die bedrijven die nog steeds hopen op een toepassing van de maximumfactuur: nee, dit zal niet met terugwerkende kracht naar 2016, 2017 en 2018 zijn.
En ten derde moeten de proratatarieven met 20% naar beneden. Ter herinnering: dit zijn de tariefbedragen voor werknemers die geen volledig kalenderjaar zijn geregistreerd bij de werkgever. Concreet: een werknemer was in het voorbije jaar slechts 1 maand in dienst? Nu moet de werkgever 1/12e van het jaartarief betalen. Wordt het advies van de Hoge Raad gevolgd, zal dat nog maar 1/15e zijn.
2. Actieplan voor de prorataregeling
Nu we het toch over de proratatarieven hebben: volgens de sociale partners hebben sommige werknemers uit deze groep (zoals gelegenheidswerkers in de fruitteelt) speciale noden. Gezien de externe diensten toch een duidelijk beeld hebben van deze groep werknemers, moeten ze jaarlijks een plan van aanpak voorstellen op de Vaste Commissie Tarieven en Prestaties. Met een beeld van de werkzaamheden voor deze doelgroep en een specifiek uitgewerkt beleid.
3. Overdracht preventie-eenheden
Ik heb er destijds nog een Preventiekronkel aan besteed, de preventie-eenheden met een "vervaldatum". Wel, de Hoge Raad wilt deze loophole een halt toeroepen door expliciet aan te geven dat niet-opgebruikte PE overgedragen moeten worden zonder vervaldatum. Wel met een maximum van het totaalbedrag van een jaarbudget PE.
Dus concreet, een onderneming heeft een budget van 100 PE, maar gebruikt er elk jaar slechts 90 van. Dan betekent het dat het jaar N+1 110 PE heeft, jaar N+2 120 PE, en zo verder tot een maximum van 200 PE.
4. Aanpassing en actieplan KMO's
Er moet binnen de forfaitaire bijdrage een volledige ondersteuning komen van het ernstig arbeidsongevallenonderzoek i.p.v. voor de eerste 5 uur, met wel maximum 1 geval per jaar per onderneming.
Er moet een duidelijker communicatie komen over de geleverde prestaties bij facturatie van het minimumtarief en over de prestaties waarop de C- en D ondernemingen recht hebben binnen het minimumtarief.
Er is een problematische dienstverlening algemeen (een fenomeen waarvoor ik destijds al gewaarschuwd heb bij inzage van het KB Tarificatie, nvda). De externe diensten moeten jaarlijks een actieplan voor de KMO-bedrijven voorleggen op de Vaste Commissie Tarieven en Prestaties.
5. Sectorale initiatieven
Dit gaat ook voornamelijk over de KMO's. Er wordt namelijk aangegeven dat door een sectorgerichte aanpak een schaalgrootte bereikt kan worden die niet haalbaar is voor de individuele ondernemingen. Bijvoorbeeld projecten voor bakkerijmedewerkers in micro-ondernemingen.
Dergelijke sectorale initiatieven zouden dan aangevraagd worden door de paritaire (sub)comités en goedgekeurd door de Vaste Operationele Commissie.
6. Gemotiveerd beleidsadvies
In het KB Externe Diensten staat dat de externe diensten binnen de vijf jaar na aansluiting van de werkgever een gemotiveerd beleidsadvies moeten geven, dit is met een beeld van de risico's in de onderneming, een diagnose van het aanwezige preventiebeleid, voorstellen van verbeteringsmaatregelen en informatie over goede praktijken. Meer uitleg: zie de consensustekst van Co-prev.
Ondertussen blijkt dat heel wat ondernemingen nog geen dergelijk advies ontvangen hebben.
Het voorstel van de Hoge Raad is om het volgende op te leggen:
- Bij aansluiting onmiddellijke informatie over preventiebeleid, -maatregelen, goede praktijken en concrete preventievoorbeelden op maat van de onderneming
- Binnen het jaar een bedrijfsbezoek
- Binnen de drie jaar een mondelinge toelichting van het gemotiveerde beleidsadvies
Als overgangsmaatregel gelden dat voor al aangesloten bedrijven waar dit advies nog niet is, dit alsnog te doen vóór 30/06/2020.
7. Actieve deelname aan de risicoanalyse en erkenning van de diensten en sancties
De externe diensten moeten actief medewerken aan de risicoanalyse van de werkgever die minder dan 200 werknemers tewerkstelt en geen gevormde preventieadviseur heeft. De Hoge Raad is het niet eens met de interpretatie van "meewerken aan" vanuit Co-prev, en wilt in het nieuwe KB preciseren dat de term "actieve medewerking" ook betrekking heeft op het opmaken van de risicoanalyse.
En tot slot willen de sociale partners dat de Vaste Operationele Commissie meer beslissingsmacht heeft over het beperken van de erkenning van een externe dienst, wanneer ze oordelen dat de regelgeving niet nageleefd wordt.
Dat was het dus. Saai, he! Ben je er doorheen geraakt? Bedenk wel dat ik het héle document doorploegd heb...