Doorgaan naar hoofdcontent

De Probe-studie

Tijdens mijn vakantie heb ik eens het 310 pagina's tellende document over de PROBE studie doorgenomen (ja, ik doe niet enkel aan BASE jumping en free solo climbing*, soms lees ik ook wat). 


Even ter verduidelijking: de PROBE studie is een recent onderzoek naar de blootstelling van de Belgische werknemers aan gevaarlijke stoffen via peilpraktijken. PROBE is een acroniem, dat staat voor "Hazardous chemical Products Register for Occupational use in Belgium". (lijkt me dan wel eerder HCPRfOUiB, maar ik geef toe, dat bekt niet zo lekker).

De analyse van de blootstellingsgegevens in de externe en interne diensten

Mijn eerste indruk was: oh dear, we hebben niet veel bruikbare informatie in België. Shame on us.

Er is namelijk een plethora aan interpretaties van "blootstelling" en "risico", niet alleen per bedrijf of functie, maar ook per externe dienst en per individuele arbeidsarts. Er is gewoonweg geen uniformiteit in registratie of interpretatie.

Bovendien blijkt de kwaliteit van toegewezen risicocodes ook op geen orgel te trekken. Een voorbeeld? Bijna 6000 werknemers met het risico organoloodverbindingen (zoals tetra-ethyllood). Ken je dit nog? Het werd gebruikt om het octaangetal van benzine te verhogen, zodat die klopvaster werd. Tot men vond dat dit toch niet zo gezond was, men steeds vaker de term "loodvrije benzine" tegenkwam. Sinds 15 jaar wordt tetra-ethyllood geheel niet meer gebruikt. Dus what gives? 6000 werknemers waarvan het risicoprofiel sinds minstens 15 jaar niet meer is gecorrigeerd, ondanks het feit dat die - op basis van deze achterhaalde risicocode - verplicht jaarlijks op periodiek onderzoek moeten komen.

De interne diensten doen het een stuk beter. Veel uitgebreider verslagen, consistentere risicoanalyses, correctere biomonitoring... natuurlijk betreft het telkens interne diensten van  grote chemische bedrijven, waar er net een interne dienst is omdat er chemische risico's zijn.

Maar toch. 96% van de bedrijven in België met chemische risico's betreffen KMO's, goed voor 35% van de tewerkstelling. Voor de goede verstaander: meer dan 1 op de 3 werknemers met blootstelling aan chemische risico's werkt in een KMO, waar er een minder getrouwe risicoanalyse bestaat, en bijgevolg een minder goede opvolging van de gezondheidsrisico's. Dat is een probleem.

Frankrijk blijkt het veel beter te doen. De regelmatig uitgevoerde SUMER onderzoeken zijn zeer uitgebreid en zeer kwaliteitsvol. 

Enfin, om al deze redenen is dus beslist om niet te baseren op deze brol, maar dan wel een peiling te doen, een "probe" dus.


Welke stoffen

Er was geen budget voor een all-out onderzoek, dus hebben de onderzoekers gekeken naar welke stoffen prioritair onderzocht dienden te worden. Dit deden ze in functie van het inherente gevaar (zoals bij zware metalen), de ernst van gezondheidseffecten (zoals kanker), het verbruik (hoeveel; via registraties van REACH), de blootstelling (data vnl. gehaald uit de SUMER), de sector (zoals de bouwsector) en op basis van al elders uitgevoerde dergelijke oefeningen (zoals die door de RIVM in 2015).

De lijst van 14 geselecteerde stoffen of categorieën is uiteindelijk herwerkt tot 22 onderstaande stoffen:
  • Solventen
    • Chloorhoudende koolwaterstoffen
      • Trichloorethyleen
      • Perchloorethyleen
      • Methyleenchloride
      • 1,2-dichloorethaan
      • Chloroform
    • Aromatische koolwaterstoffen
      • Benzeen
      • Tolueen
    • Ketonen
      • Methyl-iso-butylketon
  • Organische verbindingen
      • Formaldehyde
  • Vezels
      • Asbest
      • Refractaire keramische vezels
  • Stofdeeltjes
      • Houtstof
      • Kristallijne silica (kwartsstof)
      • Poederlakken
  • Rook
      • Lasrook
      • Dieseluitlaat
  • Isocyanaten
      • Methyleen-bis(fenyl)-isocyanaat (MDI)
      • Hexamethyleen-di-isocyanaat (MDI)
      • Tolueen-di-isocyanaat (TDI)
  • Metalen
      • Cadmium
      • Lood en loodverbindingen
      • Beryllium


Het resultaat

Doel was om 80 arbeidsartsen van een externe en 10 arbeidsartsen van een interne dienst in te schakelen die elk 20 vragenlijsten zouden invullen; in totaal 1800 vragenlijsten dus. De werknemers werden willekeurig gekozen tijdens de periodieke gezondheidsbeoordeling (elke vijfde, tiende, vijftiende, ... werknemer van de dag).

Uiteindelijk zijn er 47 artsen bereid gevonden (37 NL** en 10 FR; 4,7% van de totale populatie van arbeidsartsen), wat uiteindelijk resulteerde in totaal 666 vragenlijsten. Toch even ter vergelijking: aan de SUMER van 2010 in Frankrijk hebben 2400 arbeidsartsen deelgenomen (43%) en zijn er ongeveer 500.000 werknemers bevraagd. Maar goed, dit was een pilootproject met een beperkt budget, dus niet helemaal te vergelijken. Still...

Enfin; 47% van de bevraagde werknemers bleek in de voorafgaande arbeidsweek blootgesteld aan minstens één chemisch product uit bovenstaande lijst. De vaakst gerapporteerde stoffen waren:
  • Dieseluitlaat (14%)
  • Lasrook (12%)
  • Tolueen (10%)
  • Houtstof (9%)
  • Kristallijn silica (7%)
  • Formaldehyde (6%)
  • Asbest (4%)
  • Lood en loodverbindingen (3%)

Deze toch hoge percentages verrassen me enigszins. 

Andere conclusies uit de studie, naar de grootste blootstellingen:
  • Vooral mannen
  • Tijdens de "productie en fabricage" van materialen
  • 50 jaar of ouder
  • In KMO's met 21-50 werknemers

Ook opvallend was dat het gebruik van preventieve maatregelen vaak ontoereikend was. De bevraagde werknemers beschikten vaak niet over collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen, voornamelijk bij
  • Dieseluitlaat (54%)
  • Houtstof (32%)
  • Kristallijn silica (20%)

Algemene conclusie van de PROBE studie was dat via een dergelijk systeem van peilpraktijken een preciezer beeld mogelijk is van de blootstelling van de Belgische werknemers aan chemische stoffen.

Mijn voornaamste conclusie is dat er nog heel wat werk aan de winkel is, zowel op het vlak van bescherming van de Belgische werknemers aan chemische producten, als voor de externe diensten in het correct registreren en opvolgen van deze risico's.


* Ok, ik doe niet aan BASE jumping of free solo climbing, maar ik heb er wel eens iets over gelezen. 
** Als je het nog verder wilt uitsplitsen: 80% van de deelnemende arbeidsartsen kwamen uit Antwerpen (16) en Vlaams-Brabant (12).

Populaire posts van deze blog

Is maté oké?

Maté is een infusie van yerba maté bladeren in heet water. Het lijkt nog het meeste op thee, en wordt in de Zuid-Amerikaanse landen ook in plaats hiervan en in plaats van koffie gedronken. Eeuwenoud symbool van gezondheid en vriendschap, is deze drank er hét sociale bindmiddel. Maté is ook in de lage landen verkrijgbaar, in kruidenwinkels maar ook in grootwarenhuizen. En het heeft een afzetmarkt. Niet alleen bij inwijkelingen uit Zuid-Amerika. Maté wordt, naast groene thee, namelijk ook aanbevolen als hulpmiddel bij afvallen. Op een relatief bekende website staat maté geklasseerd onder "planten zonder risico", "... U kunt ook rechtstreeks thee van maté of groene thee nemen: gemakkelijk te vinden en veelvuldig gebruikt ..." Tal van dieetwebsites raden ook maté aan, omwille van tal van redenen: naast bijkomend gewichtsverlies, heeft het een beschermend effect op het hart. Het doet de slechte cholesterol dalen en beschermt tegen beschadigingen van het DNA. Het h

Moet je bij het vaccineren optrekken om te kijken of je niet in een bloedvat zit?

Je haalt het vaccin uit de verpakking, duwt de lucht eruit*, je steekt de naald in de bovenarm. En dan? Trek je even op, om te kijken of je niet in een bloedvat zit? Fout!  De griepvaccinatiecampagne loopt op haar laatste benen, maar dit onderwerp blijft sowieso relevant. Over het griepvaccin in het algemeen heb ik recent nog geblogd ( veilig, effectief, versterkt afweer, beschermt anderen ), en de vraag of je de injectieplaats moet ontsmetten heb ik ook onlangs nog beantwoord ( nee ). Bij deze een nieuwe stelling, die blijkbaar niet alom gekend is: bij het plaatsen van een vaccin in de musculus deltoideus, moet je NIET even optrekken om te kijken of je niet in een bloedvat zit. Ik doe dat zelf ook nog vaak, hoor. Macht der gewoonte. Zelfs eerst de plek ontsmetten, ook al is dat dus niet nodig. Zo kan ik even goed wrijven, en voelen ze de prik niet. Trick of the trade. De naald erin, eventjes optrekken (damn, deed ik het weer), en dan langzaam inspuiten. Want dan heeft de

Bescherming voor Brusselse huishoudhulpen: Wat er verandert

Het Brussels Parlement heeft recentelijk besloten de rechten en arbeidsomstandigheden van huishoudhulpen te versterken. Dit artikel beschrijft de kernpunten van deze ordonnantie en hoe deze de huishoudhulpen in Brussel beïnvloedt. Groeiende behoefte aan bescherming Brussel telt op dit moment 28.137 huishoudhulpen, waarvan 21.393 Brusselaars zijn. 95 procent van hen is vrouw, veelal van buitenlandse afkomst en met een lage opleiding. Zij verzorgen dagelijks de huishoudelijke taken van 116.162 gebruikers. Met zo'n omvangrijke groep is het duidelijk dat hun bescherming en welzijn van het grootste belang zijn, zo stelt Brussels minister van Werk Bernard Clerfayt (DéFI) via zijn ordonnantie.   Opleiding en begeleiding Een kenmerk van de nieuwe regelgeving is de focus op opleiding. Elke nieuwe werknemer in de sector moet een initiële opleiding van 9 uur ondergaan, gevolgd door een jaarlijkse verplichte opleiding van 16 uur. Ter ondersteuning hiervan zullen bedrijven hun werkn