Doorgaan naar hoofdcontent

Gebuisde brandweermannen

Ik was in een lang vervlogen tijd de titularis-arbeidsgeneesheer van een aantal brandweerkorpsen.


Een ervan was het ideale voorbeeld van een professioneel brandweerkorps. Moderne uitrusting, een gedisciplineerd team, fitte en gezonde brandweermannen. Ze werden regelmatig uitgebreid getest, en de consensustekst van Co-prev met aanbevelingen naar de medische criteria voor brandweermannen werd naar de letter gevolgd. Was hun VO2max (hun maximale inspanningscapaciteit) te laag, dan werden ze overgeplaatst naar een andere functie. Efficiënt, objectief, correct. I loved it.
 
Het andere uiterste ben ik ook tegengekomen. Een brandweerkorps dat voor het grootste deel bestond uit vrijwilligers, die slechts een heel basic onderzoek kregen. Geen bepaling van hun inspanningscapaciteit. Geen exclusiecriteria. Bij de jaarlijkse rondgang werd ik begeleid door de commandant van het korps. Hij deed me denken aan Werther Van Der Sarren in de Paradijsvogels; snor, bierbuik, the works. Ik maakte een voorzichtige opmerking over de aanwezigheid van twee biertaps in de recreatiezaal. Je weet wel, CAO 100 en zo. Ik kreeg een onthutste, haast verontwaardigde reactie. “Maar dokter! Ze moeten toch kunnen bekomen na een interventie?!” Allrightie then.
 
Doorgaans ben ik geen fan van exclusiecriteria. Het is ons doel, en idealiter ook dat van de werkgever, om het werk aan te passen aan de mens, en niet omgekeerd. Maar soms is dat minder eenvoudig. Bij beroepen waarbij mensenlevens op het spel zijn, zowel die van de werknemers zelf als van het publiek, vind ik dat er wél minimumcriteria moeten zijn. Ik vind het geen optie dat een brandweerman een bewusteloos slachtoffer niet naar buiten kan dragen omdat hij het aan zijn rug heeft. Of dat hij het trappenhuis niet verder opgeraakt omdat hij buiten adem is.
 
Dus wanneer ik nu in een artikel van Kluwer SenTRAL lees dat de fysieke proeven voor de Brusselse brandweermannen worden versoepeld omdat er te weinig voor de testen slaagden, heb ik daar eerlijk gezegd gemengde gevoelens over…

Populaire posts van deze blog

Is maté oké?

Maté is een infusie van yerba maté bladeren in heet water. Het lijkt nog het meeste op thee, en wordt in de Zuid-Amerikaanse landen ook in plaats hiervan en in plaats van koffie gedronken. Eeuwenoud symbool van gezondheid en vriendschap, is deze drank er hét sociale bindmiddel. Maté is ook in de lage landen verkrijgbaar, in kruidenwinkels maar ook in grootwarenhuizen. En het heeft een afzetmarkt. Niet alleen bij inwijkelingen uit Zuid-Amerika. Maté wordt, naast groene thee, namelijk ook aanbevolen als hulpmiddel bij afvallen. Op een relatief bekende website staat maté geklasseerd onder "planten zonder risico", "... U kunt ook rechtstreeks thee van maté of groene thee nemen: gemakkelijk te vinden en veelvuldig gebruikt ..." Tal van dieetwebsites raden ook maté aan, omwille van tal van redenen: naast bijkomend gewichtsverlies, heeft het een beschermend effect op het hart. Het doet de slechte cholesterol dalen en beschermt tegen beschadigingen van het DNA. Het h

Moet je bij het vaccineren optrekken om te kijken of je niet in een bloedvat zit?

Je haalt het vaccin uit de verpakking, duwt de lucht eruit*, je steekt de naald in de bovenarm. En dan? Trek je even op, om te kijken of je niet in een bloedvat zit? Fout!  De griepvaccinatiecampagne loopt op haar laatste benen, maar dit onderwerp blijft sowieso relevant. Over het griepvaccin in het algemeen heb ik recent nog geblogd ( veilig, effectief, versterkt afweer, beschermt anderen ), en de vraag of je de injectieplaats moet ontsmetten heb ik ook onlangs nog beantwoord ( nee ). Bij deze een nieuwe stelling, die blijkbaar niet alom gekend is: bij het plaatsen van een vaccin in de musculus deltoideus, moet je NIET even optrekken om te kijken of je niet in een bloedvat zit. Ik doe dat zelf ook nog vaak, hoor. Macht der gewoonte. Zelfs eerst de plek ontsmetten, ook al is dat dus niet nodig. Zo kan ik even goed wrijven, en voelen ze de prik niet. Trick of the trade. De naald erin, eventjes optrekken (damn, deed ik het weer), en dan langzaam inspuiten. Want dan heeft de

Bescherming voor Brusselse huishoudhulpen: Wat er verandert

Het Brussels Parlement heeft recentelijk besloten de rechten en arbeidsomstandigheden van huishoudhulpen te versterken. Dit artikel beschrijft de kernpunten van deze ordonnantie en hoe deze de huishoudhulpen in Brussel beïnvloedt. Groeiende behoefte aan bescherming Brussel telt op dit moment 28.137 huishoudhulpen, waarvan 21.393 Brusselaars zijn. 95 procent van hen is vrouw, veelal van buitenlandse afkomst en met een lage opleiding. Zij verzorgen dagelijks de huishoudelijke taken van 116.162 gebruikers. Met zo'n omvangrijke groep is het duidelijk dat hun bescherming en welzijn van het grootste belang zijn, zo stelt Brussels minister van Werk Bernard Clerfayt (DéFI) via zijn ordonnantie.   Opleiding en begeleiding Een kenmerk van de nieuwe regelgeving is de focus op opleiding. Elke nieuwe werknemer in de sector moet een initiële opleiding van 9 uur ondergaan, gevolgd door een jaarlijkse verplichte opleiding van 16 uur. Ter ondersteuning hiervan zullen bedrijven hun werkn