De definitieve overmacht - de nachtmerrie van elke arbeidsgeneesheer (of tenminste toch van deze). Het opzet ervan was nochtans in oorsprong zo nobel bedoeld.
Een bescheiden metser werkt al sinds jaar ende dag in weer ende wind voor het dagelijks brood. Maar o wee, ziet, hij komt bij het herstellen van eenen gat in de borstwering ongelukkig ten val en bezeert zijnen onderrug in onherroepelijker mate. Gelukkig is er eenen Kas voor de Zieken, die de sukkelaar in zijn kwade dagen opvangt ende verzorgt. Helaas, de dagen scheuren veel te snel van de kalender en al ras zijn zes maandstonden voorbijgevlied. De onverbiddelijke (adviserende genees)Heer van de Kas voor de Zieken laat den metser voor hem verschijnen. Hij wijst met een priemende vinger naar de kleine lijfeigene en roept: "Gij zijt niet langer ziek!"
"Maar mijn (adviserende genees)Heer," stamelt de arme man. "Ik kan de stenen voor de omwalling niet meer verslepen. Zij wegen waarlijk een halve ton per steen, mijn Heer!"
"Dat is waarlijk zo," geeft de (adviserende genees)heer toe. "Maar dan moet uwen arbeidgever u maar arbeid laten verrichten waarbij gij geen stenen moet verslepen ende heffen."
"Mijn arbeidgever is zelf maar een kleine marchant, mijn Heer, hij kan ons enkel stenen laten heffen."
"Dan moet gij maar andere arbeidgevers opzoeken. Gij kunt wel andere dingen doen! Gij kunt de bedpannen verversen van het kasteel, of Mariabeeldjes kappen uit den steen, of waarlijk, gij kunt oude geschriften overnemen, zoals de vrome paterkens doen. Daar hebt gij uwen rug niet voor nodig, metser!"
"Maar Heer, ik kan niet schrijven, of stenen kappen, en in het kasteel zoeken ze geen nieuwe bedpannenverwisselaars, wis en waarachtig mijn Heer!"
"Zwijgt en gaat heen! Dan had gij dat maar moeten bedenken voordat gij van den borggracht viel!"
Wat moet onze arme metser doen? Hij is warempel ten einde raad. "Is er dan niemand die mijn smeekbede aanhoort?" roept hij vertwijfeld.
Aha, maar daar verschijnt eenen (arbeidsgenees)Heer op zijn witte paard. "Komt nader," zegt hij sussend. "Waarlijk, ik zal u verlossen van uwe zielenpijn. Geeft gij mij een schriftelijken verklaring van uwen behandelenden doktoor dat gij uwe arbeid als metser in den eeuwigheid nooit ofte nimmer meer zult kunnen uitvoeren, en vraagt dan andere arbeid aan uwen arbeidgever.
"Maar (arbeidsgenees)Heer," schreit de zielepoot, "dat heeft hij niet!"
"Zwijgt!" buldert de (arbeidsgenees)Heer. "Gij moet het toch vragen - schriftelijk ende aangetekend. Ikzelf zal dan met uwen arbeidgever overleggen en kijken of hij geen andere arbeid heeft. En wanneer ik met mijn eigene oogen zelf heb gezien ende in mijn oneindige wijsheid heb besloten dat er inderdaad niets anders mogelijk is bij uwe arbeidgever, zal ik deezen verzoeken u de vrijheid te schenken om nieuwe arbeidgevers op te zoeken, met onmiddellijke intreding, nog vooraleer de was van mijnen stempel opgedroogd is. Gij gaat dan heen en kijkt niet om."
"Maar Heer," stamelt de metser, "Zonder opzeg? Hoe moet ik dan mijn zeventien kinderen en mijn vrouwe onderhouden?"
"Weest niet bevreesd, arme sukkelaar. Met mijnen decreet dat gij niet meer kan metsen en een ander van uwen arbeidgever dat hij u heeft laten gaan, kunt gij naar een instelling gaan, de RV ende A geheten, en hiermee krijgt gij een jaar lang een aalmoes, zodat gij uw zeventien bloedjes van onnozele kinderkes ende uwe vrouwe kunt blijven voeden met drank en spijs. Maar weest gewaarschuwd! Gij zult nooit ofte nimmer kunnen wederkeren naar uwe arbeidgever, en nooit ofte nimmer zult gij wederom een spatel ter hand mogen nemen, zelfs niet bij eenen anderen arbeidgever, op straffe des doods!"
"M-maar ik kan niets anders, mijn Heer!"
De (arbeidsgenees)heer glimlacht neerbuigend. "Ook daar heb ik in mijnen alomvattende intelligentie aan gedacht. Gij zult van de discipelen van de RV ende A nieuwe vaardigheden mogen aanleren in die vier seizoenen die ik u hiermede schenk, en gij zult nuttige nieuwe kennis bekomen waarmede gij tot aan uwen dood terecht kan bij een groot tal van arbeidgevers. Ook bij het zoeken van deezen zullen de goede mensen van de RV ende A u bijstaan."
En zo geschiedde. De arme metser mocht van zijnen arbeidgever onmiddellijk vertrekken. Hij raakte zijne spatel nooit ofte nimmer meer aan. Hij leerde stenen kappen ende vond nieuwe arbeid, en kon bezijden zijn zeventien arme bloedjes van kinderen ende zijn vrouwe ook nog twee maîtresses onderhouden. O waarlijk, geprezen zijn de (arbeidsgenees)heer ende de RV ende A.