De zaak tussen een werknemer en een OCMW illustreert de bescherming die preventieadviseurs genieten en benadrukt het belang van correcte procedures bij ontslag.
Wettelijke bescherming van de preventieadviseur
Preventieadviseurs vervullen een essentiële rol in het welzijnsbeleid van organisaties. De wet van 20 december 2002 voorziet specifieke ontslagbescherming om hun onafhankelijkheid te waarborgen. Een preventieadviseur kan alleen worden ontslagen om redenen vreemd aan diens onafhankelijkheid of als blijkt dat de persoon niet bekwaam is de taken uit te voeren. Daarbij moet de wettelijke ontslagprocedure strikt worden nageleefd.
De zaak in kwestie
In deze zaak (ECLI nr. BE:CASS:2024:ARR.20241118.3N.2; Rolnummer S.23.0005.N) had de werknemer, aangesteld als preventieadviseur-coördinator, na een korte tewerkstelling (iets meer dan een maand) te maken met een vroegtijdig ontslag door een OCMW. De werkgever stelde dat de werknemer niet als preventieadviseur kon worden beschouwd en dat de ontslagbescherming daarom niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde echter dat de werknemer wel onder deze bescherming viel. De werkgever ging in beroep tegen het arrest van 17 mei 2021 en later ook tegen dat van 7 september 2022. Het Hof van Cassatie verwierp op 18 november 2024 het tweede beroep, waarmee de eerdere arresten werden bevestigd.
Redenen voor ontslag
Het OCMW ontsloeg de werknemer op grond van vermeende tekortkomingen, waaronder:
- Gebrek aan integriteit: Onzorgvuldig omgaan met het vertrouwen van collega’s, negatieve opmerkingen maken over de werking van collega’s, en een gebrek aan transparantie in communicatie en het delen van informatie.
- Gebrek aan samenwerking: Zich opstellen als leidinggevende, ondanks dat de functie geen hiërarchische bevoegdheden kende, onvoldoende streven naar gezamenlijke doelen en samenwerking met collega’s, en een gebrek aan respect voor verantwoordelijkheden van anderen.
- Vertrouwensbreuk: Een van de aangesloten afdelingen weigerde verdere samenwerking en overwoog zich volledig terug te trekken uit de Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk (GIDPBW).
De rechtbank stelde vast dat deze redenen onvoldoende waren om de wettelijke ontslagbescherming te doorbreken en dat de ontslagprocedure niet correct was nageleefd.
Argumenten van de werkgever
De werkgever stelde dat de ontslagbescherming als preventieadviseur niet van toepassing was omwille van de volgende redenen:
- De functie werd omschreven als "verantwoordelijke preventiedienst", niet als "preventieadviseur".
- De werknemer had een coördinerende, niet-uitvoerende rol en voerde geen welzijnstaken uit zoals omschreven in de wet.
- De werknemer was niet formeel aangesteld als preventieadviseur door het CPBW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelde vast dat de werknemer wel degelijk als preventieadviseur kwalificeerde, omdat:
- De functiebeschrijving welzijnstaken omvatte, zoals het organiseren van opleidingen en het ondersteunen van preventieadviseurs bij hun beleid.
- Het vervullen van een deel van de wettelijke welzijnstaken voldoende is om de bescherming te genieten.
- De werknemer feitelijk de opdrachten uitvoerde die horen bij een preventieadviseur.
De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet conform de wettelijke vereisten was verlopen. Op 6 maart 2020 werd de werknemer met onmiddellijke ingang ontslagen, zonder de voorgeschreven stappen te volgen. Hierdoor maakte de werknemer aanspraak op een beschermingsvergoeding van €146.017,06, gelijk aan twee jaar loon.
Lessen voor preventieadviseurs en HR-professionals
- Aandacht voor functiebeschrijvingen: Zorg dat functiebeschrijvingen helder omschrijven welke wettelijke taken een preventieadviseur uitvoert.
- Correcte aanstelling: De aanstelling van preventieadviseurs moet formeel door het CPBW worden bekrachtigd.
- Strikte naleving van procedures: Bij een ontslag van een preventieadviseur moeten de wettelijke procedures onberispelijk worden gevolgd.
Conclusie
Deze zaak onderstreept het belang van een zorgvuldige omgang met preventieadviseurs en het respecteren van hun wettelijke bescherming. HR-professionals en preventieadviseurs kunnen hieruit leren hoe essentiële rollen in het welzijnsbeleid correct moeten worden ondersteund en beschermd.
Bronnen
Arbeidsrechtbank Gent, afdeling Brugge - Eindvonnis 17 mei 2021
JUPORTAL - Hof van Cassatie ECLI:BE:CASS:2024:ARR.20241118.3N.2