Doorgaan naar hoofdcontent

Gezondheidseffecten en voorzorgsmaatregelen bij laserlicht

Wat voor een bedrijf een eenvoudige vraag kan zijn (Welke gezondheidsrisico's zijn er bij werken met lasers, en welke onderzoeken moeten er gebeuren?), houdt soms heel wat opzoekwerk in. Zoals hieronder.

---
1. Soort laser


Lasers zijn ingedeeld in vier klassen (1 t/m 4), waarbij klasse 3 is onderverdeeld in klasse 3A en 3B.

1.1. Klasse 1: veilige stralingsbronnen
Hieronder vallen de lasers en lasersystemen, die zelfs bij het meest ongunstige gebruik geen stralingsschade kunnen veroorzaken.

1.2. Klasse 2: niet geheel veilig
Hieronder vallen lasers die zichtbaar licht van voldoende laag vermogen uitzenden, zodat bij een blootstelling - die beperkt wordt door de oogsluitreflex tot maximaal 0,25 sec - geen schade aan de ogen ontstaat. Er kan slechts sprake zijn van letsel indien men tegen zijn natuurlijke reactie in, in de laserbundel blijft kijken.

In deze klasse komen alleen lasers voor met golflengten tussen 400 nm en 780 nm (in het zichtbare gebied). Er zijn alleen continue lasers in deze groep en - afhankelijk van de pulsduur en repetitiefrequentie - sommige repeterende pulslasers.

1.3. Klasse 3: Gevaarlijke stralingsbronnen
Hieronder vallen stralingsbronnen, die door de direct op het lichaam (de ogen) gerichte straling schade kunnen veroorzaken. Deze klasse is onderverdeeld in:

1.3.1. Klasse 3A
Lasers die zichtbaar licht (golflengte tussen 400 nm en 780 nm) van een wat hoger vermogen dan klasse 2 lasers uitzenden, maar waarbij de intensiteit in de bundel toch zo laag is (bijvoorbeeld door verbreding van de bundel), dat iemand met onbeschermde ogen geen letsel zal ondervinden als de bundel toevallig het oog treft. Concreet: continu-lasers en repeterende pulslasers met golflengten in het zichtbare gebied met een vermogen tussen de 1 en 5 mW vallen onder deze klasse, mits de gemiddelde vermogensdichtheid niet groter is dan 25 W/m². Bij een pupildiameter van 7 mm kan dan maximaal 1 milliwatt het oog binnen treden. De diameter van de bundel moet dus bepaalde, van het vermogen afhankelijk, minimum waarden hebben. Zo niet, dan is de laser van de klasse 3b.

Lasers van de klasse 3a kunnen wel een gevaar opleveren als men bewust in de bundel kijkt of als de intensiteit wordt verhoogd door het gebruik van optische hulpmiddelen. Het is dus verboden om gebruik te maken van convergerende optische instrumenten.

1.3.2. Klasse 3B
Lasers waarvan de directe bundel en de spiegelend gereflecteerde bundel wel gevaar opleveren voor de ogen maar diffuse reflectie van de bundel niet. Er is geen gevaar voor verbranding van huid en het ontstaan van brand.

1.4. Klasse 4: Zeer gevaarlijke stralingsbronnen
Hieronder vallen lasers, die bij het kijken in de directe bundel, in de spiegelend gereflecteerde bundel en in de diffuus gereflecteerde bundel oogletsel kunnen veroorzaken. Bovendien kunnen ze tot verbranding van de huid of het ontstaan van brand aanleiding geven.


2. Mogelijke schadelijke effecten
De mogelijke schadelijke effecten die kunnen optreden door contact met de laserbundel betreffen voornamelijk huid- en oogletsels.

Andere mogelijke gevaren bij het gebruik van lasers zijn:
• ongelukken ten gevolge van hoge elektrische spanningen in de voedings­apparatuur;
• het eventuele ontstaan van dampen, aërosolen en ozon;
• lawaai bij gepulste hoge energie lasers;
• explosies en implosies van de gebruikte glazen buizen van gaslasers;
• hoge intensiteit zichtbaar licht afkomstig van de bewerking tijdens lassen;
• ophoping van statische elektriciteit.

2.1. De ogen en de huid
Het meest kwetsbare orgaan voor laserlicht is het oog.
Bij de golflengten in het zichtbare gebied, van 400-800 nanometer (nm), en bij het nabije infrarood (tot 1400 nm) wordt het laserlicht in het oog bij evenwijdig invallende bundel tot 100.000 keer gefocusseerd. Hierdoor komt alle energie die in de laserbundel aanwezig is op een zeer klein oppervlak op het netvlies terecht. De diameter van dit oppervlak zal dan meestal slechts 10 micrometer zijn.

Voor deze 'puntbron' is na veel onderzoek bepaald hoeveel energie er nodig is om schade op het netvlies te veroorzaken.

Op grond hiervan is vastgesteld hoeveel energie er maximaal het oog mag binnenvallen en zijn de blootstellingsnormen vastgesteld. Deze hoeveelheid energie bleek afhankelijk te zijn van de duur van de blootstelling en van de golflengte van het licht.

Bij bundelvermogens hoger dan deze normen ontstaan door eiwitdenaturatie lichtongevoelige plekken op het netvlies ter grootte van het beeld. Bij nog hogere vermogens ontstaan er explosieachtige verschijnselen waardoor de schadeplek groter wordt. Bij vermogens in de orde van 1 watt of meer kunnen ter plaatse dampbellen ontstaan met als bijeffect schokgolven die volledige blindheid van dat oog kunnen veroorzaken.

2.2. Belangrijke factoren

2.2.1. Golflengte
Het effect van het licht hangt nauw samen met de golflengte. Lasers zenden met hoge intensiteit monochromatisch licht uit dat, afhankelijk van de keuze van het laser-medium, ultraviolet, zichtbaar of infrarood licht kan zijn.

2.2.1.1. Ultraviolet licht
Ultraviolette straling (λ= 200-315 nm) wordt bij korter wordende golflengte in toenemende mate geabsorbeerd in het hoornvlies (cornea) en de bindvliezen en kan daar keratoconjunctivitis (lasogen) veroorzaken. Dit is een heftige en pijnlijke irritatie van de ogen die na ongeveer 6 uur begint en meestal na 3 dagen is afgelopen. Bij aanmerkelijke overschrijding van de normen kan blijvende schade (staar) optreden.
Tevens veroorzaakt deze straling verbranding van de huid (zonnebrand).
Ultraviolette straling wordt door het oog van de mens niet direct waargenomen. Er bestaat geen afweerreflex tegen ultraviolette straling.

2.2.1.2. Licht in het nabije ultraviolet
Licht in het nabije ultraviolet (λ= 315-400 nm) wordt geabsorbeerd in de ooglens en kan bijdragen tot het optreden van sommige vormen van staar. Bij intensieve bestraling treedt ook irritatie van de huid op.

2.2.1.3. Zichtbaar licht
Zichtbaar licht (λ= 400-700 nm) wordt weinig geabsorbeerd door de voorste onderdelen van het oog. Tengevolge van de focusserende eigenschappen van het oog kan de energiedichtheid op het netvlies enkele orden van grootte meer zijn dan van het op de pupil vallende licht. De beschadiging die kan optreden is voornamelijk het gevolg van thermische effecten en varieert van de vorming van kleine blinde vlekken op het netvlies tot coagulatie van de zenuwvezels die over het oppervlak van het netvlies lopen. Beschadiging van de huid treedt alleen op door verwarming.
Voor golflengten tussen circa 400 en 700 nm zorgt de oogsluitreflex ervoor, dat bij reeds zeer lage bundelvermogens de oogleden het oog snel afsluiten. De blootstellingstijd is maximaal 0,25 seconde. Het is gebleken dat blootstelling gedurende langere tijd aan straling met golflengten van 400-550 nm (blauw licht) kan leiden tot een fotochemische aantasting van het netvlies. Deze aantasting vindt plaats bij matige tot lage lichtsterkte.

2.2.1.4. Licht in het nabije-infrarood
Ook licht in het nabije-infrarood (λ= 700-1400 nm) wordt op het netvlies gefocusseerd. Met de toenemende golflengte zal dit licht echter in toenemende mate door het voorste deel van het oog geabsorbeerd worden en er zal dus een kleiner deel van het licht het netvlies bereiken. Naast beschadiging tengevolge van thermische effecten (in extreme gevallen zelfs verbrandingen van het hoornvlies) bestaat er bij chronische blootstelling het risico van het ondoorzichtig worden van de ooglens (staar). Door overmatige blootstelling kan de huid verbranden.
Bij golflengten groter dan 700 nm is er wel een afweerreflex van het oog aanwezig, maar deze is niet zo effectief en treedt pas op bij veel hogere vermogens.

2.2.1.5. Infrarood licht
Bij golflengten in het gebied van infraroodlicht (λ= 1400-3000 nm), waarvoor het oog ondoorzichtig is, wordt het risico van verdamping in de waterachtige en glasachtige delen van het oog groter. Evenals nabij-infrarood licht kan dit licht bij hoge dosis staar veroorzaken. Door overmatige blootstelling kan de huid verbranden, waarbij bij hoge intensiteiten ook dieper gelegen weefsel kan worden beschadigd.

2.2.2. De (ruimte)hoek
Bij een niet-evenwijdige invallende bundel wordt een voorwerp onder een bepaalde ruimtehoek bekeken. Het beeld op het netvlies kan dan groter worden.

Als het beeld groter wordt dan een paar honderd micrometer in diameter treedt het effect op dat de hitte in het binnenste deel van het beeld niet goed meer kan worden afgevoerd. In dat geval wordt de invallende energie per oppervlakte-eenheid dus de grootheid die de schadegrens bepaalt.

Er is nu experimenteel een (ruimte) hoek vastgelegd. Als het beeld onder een hoek wordt bekeken die kleiner is dan gelden de normen voor de totale invallende energie. Deze situatie doet zich voor bij rechtstreeks in de bundel kijken. Als het beeld onder een hoek wordt bekeken die groter is dan gelden de normen voor de energie per oppervlakte-eenheid. Deze situatie doet zich voor bij het kijken naar diffuse reflecties van een laserbeeld.

Omdat het afvoeren van hitte afhankelijk is van de bestralingsduur is voorstelbaar dat genoemde hoek een functie is van de bestralingsduur.


3. Arbeidsgeneeskundige onderzoeken

3.1. Aanwervingsonderzoek
Arbeiders die gaan werken met lasers van klasse 3 of 4 zouden best een aanwervingsonderzoek ondergaan. Hierbij zouden ze best zowel bij de oogarts als bij de arbeidsgeneesheer te consulteren.

3.1.1. Het onderzoek van de oogarts omvat:
• bepaling van de gezichtsscherpte
• spleetlamp onderzoek (o.a. troebelingen in de media)
• fundus (= achterkant van de oogbol) onderzoek (o.a. macula afwijkingen)
• (voor personen boven 45 jaar op indicatie): oogboldrukmetingen
• op advies van de oogarts: fundusfoto

3.1.2. De arbeidsgeneesheer voert de volgende taken uit:
• informeren naar werkzaamheden met laserapparatuur in het verleden
• letten op oogklachten en (voor personen die met lasers van klasse 4 werken) ook huidklachten
• ooginspectie: kandidaten die vanwege de toestand van de ogen in het algemeen geen gevaarlijk werk mogen verrichten dienen ook voor het werken met lasers te worden afgekeurd
• huid (voor personen die werken met lasers van klasse 4): sterk gepigmenteerde personen lopen een verhoogd risico en vereisen bijzonder aandacht

3.2. Jaarlijks periodiek onderzoek
Een jaarlijkse medische controle is nodig voor operatoren met lasers van klasse 3 en 4.

3.3. Tweejaarlijks periodiek onderzoek
Lasoperatoren die met klasse 3b en 4 werken zouden best om de twee jaar een uitgebreid onderzoek bij de oogarts ondergaan. Dit omvat:
• bepaling van de gezichtsscherpte
• uitwendig onderzoek, bij inspectie letten op: afwijkingen van de oogbol, pupilafwijkingen, ooglidafwijkingen, traanwegafwijkingen, afwijkingen in oogstand en/of oogbeweging
• funduscopie
• huidinspectie (voor personen die met een laser van klasse 4 werken)
• op advies van de oogarts: fundusfoto


Dr. Edelhart Y. Kempeneers

Preventieadviseur - Arbeidsgeneesheer

Encare Prevent

Populaire posts van deze blog

Nieuwe publicatie: Verzameling van de rechtspraak over psychosociale risico's op het werk (2016-2023)

In een gezamenlijke inspanning hebben de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de FOD Werkgelegenheid en academici een uitgebreide verzameling samengesteld van rechtspraak gerelateerd aan psychosociale risico's op het werk. Dit document, dat de periode van 2016 tot 2023 beslaat, biedt inzicht in hoe rechtbanken omgaan met de gewijzigde wetgeving sinds 2014 over deze materie. Het is bedoeld om preventieadviseurs en anderen die met deze problematiek te maken hebben, direct naar relevante casussen en thema’s te leiden. Afbeelding: Studievoormiddag van de FOD Werkgelegenheid. Bron: Youtube. De toenemende relevantie van psychosociale risico's Met een historisch hoog aantal langdurig afwezige werknemers in België, onderstrepen psychosociale risico's op het werk – zoals stress, burn-out, en pesterijen – de noodzaak voor een effectieve aanpak en preventie. De wet van 4 augustus 1996, die werknemersbescherming biedt, en de significante wijzigingen in de wetgeving si

Controles op veiligheid van opblaasbare attracties

Opblaasbare attracties zoals springkastelen zijn een populaire aanvulling op ( bedrijfs )evenementen, maar recente incidenten en controles hebben veiligheidsproblemen aan het licht gebracht. Deze zorgen hebben geleid tot een aankondiging door de FOD Economie om toekomstige evenementen strenger te gaan controleren.   Veiligheidsrichtlijnen en regelgeving Aanbieders van opblaasbare structuren, zoals springkastelen en obstakelparcours, moeten de veiligheid van hun diensten garanderen. Dit houdt in dat zij zich moeten houden aan specifieke regelgeving, waaronder het Koninklijk Besluit betreffende de uitbating van speelterreinen en het Koninklijk Besluit voor de organisatie van actieve ontspanningsevenementen. Deze wetten stellen duidelijke eisen aan de veiligheid en het toezicht op deze attracties.   Veelvoorkomende veiligheidsproblemen Enkele van de meest zorgwekkende bevindingen door de FOD Economie omvatten: Onvoldoende schokdemping: Een geschikte schokdempende ondergr

Moderne lotusvoeten

Vandaag verscheen een artikel op VRT NWS , dat schoenen met hoge hakken (voorlopig) lijken te hebben afgedaan. Nu kan ik eindelijk een tekst die ik al sinds begin 2020 als "draft" heb staan, publiceren! Wanneer we lezen over de praktijk van het voetinbinden in het oude China, gruwelen we van zulke barbaarse martelpraktijken. Hoe heeft een schoonheidsideaal ooit in zulke mate kunnen ontsporen? Nochtans bezondigen wij ons aan gelijkaardige praktijken, alleen is het moeilijker om zulke dingen objectief te beoordelen, wanneer je zelf in die cultuur verweven zit. Voetinbinden Ik ga dit cultureel gegeven toch even kaderen. De praktijk van voetinbinden heeft zich in China ontwikkeld tijdens de Tang-dynastie (618-907 na Chr.). Het hield in dat men bij jonge meisjes de voeten omzwachtelde. De vier kleine tenen werden naar binnen geplooid en braken uiteindelijk vanzelf. De grote teen bleef recht. Het resultaat was een "lotusvoetje". Dit gold als een teken van wels